Artikel 8bis. (... - ...)
[Zonder afbreuk te doen aan de artikelen 6, 7 en 8, verleent de Staat toelagen aan de organismen, waarvan sprake in artikel 6, om ze toe te laten leningen met zijn waarborg toe te staan, lopende over (ing. W. 16 juli 1970, art. 7, I: 14 september 1970)] [vijftig (verv. W. 27 juli 1971, art.18, I: 1 januari 1971)] [jaar, aan de rentevoet van 1,25 pct., aan de Université catholique de Louvain en aan de Vrije Universiteit Brussel. (ing. W. 16 juli 1970, art. 7, I: 14 september 1970)]
[Het jaarlijks bedrag van de leningen is als volgt vastgelegd :
- voor de periode 1970 tot en met 1975 :
Université Catholique de Louvain : 350 miljoen frank;
Vrije Universiteit Brussel : 160 miljoen frank.
- voor de jaren 1976 en 1977 :
Université Catholique de Louvain : 700 miljoen frank;
Vrije Universiteit Brussel : 320 miljoen frank. (ing. W. 28 juli 1977, art. 2, I: 10 september 1977)]
[Deze leningen worden toegestaan ten voordele van de verrichtingen welke rechtstreeks bijdragen tot de oprichting, op de nieuwe oorden van deze universiteiten, van de onroerende installaties bestemd voor de administratie, het onderwijs en het onderzoek.
Het bedrag van de leningen, gespreid van 1970 tot 1979, wordt aangepast aan de evolutie van de bouwkosten tussen 1 januari 1970 en 1 januari van het jaar der toekenning van de leningen.
De Koning bepaalt de modaliteiten van deze aanpassing.
Zonder afbreuk te doen aan de voorgaande bepalingen verleent de Staat toelagen aan de organismen, waarvan sprake in artikel 6, om ze toe te laten leningen met zijn waarborg toe te staan, lopende over (ing. W. 16 juli 1970, art. 7, I: 14 september 1970)] [vijftig ( verv. W. 27 juli 1971, art.18, I: 1 januari 1971)] [jaar, aan de rentevoet van 1,25 pct. aan de "Université Catholique de Louvain", de "Katholieke Universiteit te Leuven", de "Université libre de Bruxelles", de "Vrije universiteit Brussel", (ing. W. 16 juli 1970, art. 7, I: 14 september 1970)] [het "Universitair Centrum Limburg" (ing. W. 27 juli 1971, art.18, I: 1 januari 1971)] [en de andere vrije confessionele inrichtingen voor hoger onderwijs, ten behoeve van de verrichtingen welke rechtstreeks bijdragen tot (ing. W. 16 juli 1970, art. 7, I: 14 september 1970)] [de verwerving, (ing. W. 27 juli 1971, art.18, I: 1 januari 1971)] [de oprichting, de uitbreiding, de verbouwing en de modernisering van de onroerende installaties, bestemd voor de administratie, het onderwijs en het onderzoek.
Het jaarlijks bedrag van de leningen voor de periode 1970 tot en met 1972 is als volgt vastgesteld :
Université catholique de Louvain : 415.000.000 frank;
Katholieke Universiteit te Leuven : 300.000.000 frank;
Vrije Universiteit Brussel : 255.000.000 frank; (ing. W. 16 juli 1970, art. 7, I: 14 september 1970)]
[Universitair Centrum Limburg : 40.000.000 frank; (ing. W. 27 juli 1971, art.18, I: 1 januari 1971)]
[Andere vrije confessionele inrichtingen voor hoger onderwijs : 100.000.000 frank. (ing. W. 16 juli 1970, art. 7, I: 14 september 1970)]
[Het jaarlijks bedrag voor de periode van 1973 tot en met 1975 wordt vastgesteld als volgt :
Université catholique de Louvain : 415.000.000 frank;
Katholieke universiteit Leuven : 300.000.000 frank;
Université libre de Bruxelles : 300.000.000 frank;
Vrije Universiteit Brussel : 255.000.000 frank;
Andere vrije instellingen : 340.000.000 frank;
De Koning verdeelt dit laatste bedrag bij in Ministerraad overlegd besluit. (verv. W. 30 juli 1973, art. 5, I: 20 november 1973)]
[Het jaarlijks bedrag (ing. W. 28 juli 1977, art. 3, I: 10 september 1977)]
[voor de periode 1976 tot en met 1979 (verv. W. 6 maart 1981, art. 2, I: 16 maart 1981)] [wordt vastgesteld als volgt :
- voor de instellingen behorend tot het Nederlands taalstelsel : 605 miljoen frank.
- voor de instellingen behorend tot het Frans taalstelsel : 605 miljoen frank.
De Koning verdeelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, beide jaarlijkse bedragen over de betrokken instellingen, overeenkomstig hun bouwbehoeften en rekening gehouden met de eerbiediging van de normen vastgesteld in uitvoering van artikel 6bis van deze wet. (ing. W. 28 juli 1977, art. 3, I: 10 september 1977)]
[Het bedrag van de rentetoelagen ten laste van de Staat wordt bij voorrang uitgetrokken op de begrotingen van Nationale Opvoeding. Het wordt als even onaantastbaar beschouwd als de kredieten bestemd voor de werkingskosten van de Staat. (ing. W. 16 juli 1970, art. 7, I: 14 september 1970)]
[Het jaarlijks bedrag van de leningen, bedoeld in artikel 6, wordt bij wet vastgesteld gelijktijdig met de kredieten bedoeld in artikel 15 van de wet van 22 april 1958 tot oprichting van een Fonds voor schoolgebouwen en gebouwen in schoolverband van het Rijk en houdende sommige maatregelen betreffende de onroerende installaties in de inrichtingen voor universitair onderwijs die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden op kosten van de Staat.(ing. KB nr. 167 van 30 december 1982, art. 3, I: 21 januari 1983)]