Artikel 1. (01/04/2024- ...)
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° produkten : lichamelijke roerende zaken;
2° consument : iedere natuurlijke of rechtspersoon die uitsluitend voor niet-beroepsmatige doeleinden, op de markt gebrachte produkten of diensten verwerft of gebruikt;
3° diensten : alle prestaties die een daad van koophandel uitmaken of een ambachtsactiviteit bedoeld in de wet van 18 maart 1965 op het ambachtsregister;
[3°/1 Kruispuntbank van Ondernemingen: de Kruispuntbank van Onder-nemingen, vermeld in artikel I.2, 1°, van het Wetboek van economisch recht; (ing. Decr. 3 maart 2023, art. 2)]
[4° markt : manifestatie ingericht of voorafgaand toegelaten door de gemeente, om op vastgestelde plaatsen en tijdstippen, personen samen te brengen die er producten of diensten zoals bedoeld in artikel 2, § 1, verkopen.
De markt die georganiseerd wordt door de gemeente, hetzij door deze autoriteit zelf beheerd hetzij door deze in concessie gegeven, wordt : « openbare markt » genoemd;
Een markt ingericht door een privé initiatief, voorafgaand toegelaten door de gemeente, wordt : « private markt » genoemd;
5° kermis : manifestatie ingericht of voorafgaand toegelaten door de gemeente om, op vastgestelde plaatsen en tijdstippen, de uitbaters van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie, die er producten of diensten aan de consument verkopen, samen te brengen (verv. W. 4 juli 2005, art. 4, I: 1 oktober 2006)];
[6° (verv. W. 4 juli 2005, art. 4, I: 1 oktober 2006)] de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de Middenstand behoort.
Deze wet is niet van toepassing op effecten en andere financiële instrumenten bedoeld in de wetgeving betreffende de financiële transacties en de financiële markten.
[Deze wet is noch van toepassing op pretparken, noch op vaste kermisattracties en doet geen afbreuk aan de bepalingen van de wet van 14 juli 1991 op de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument noch aan deze van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten (ing. W. 4 juli 2005, art. 4, I: 1 oktober 2006)].
Artikel 2. (01/10/2006- ...)
[§ 1. Als ambulante activiteit wordt beschouwd elke verkoop, te koop aanbieding of uitstalling met het oog op de verkoop aan de consument van producten en bijkomstig van diensten die op deze producten betrekking hebben, door een handelaar buiten de vestigingen vermeld in zijn inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen of door een persoon die niet over een dergelijke vestiging beschikt.
De Koning kan diensten, waarvan de nadere regels en verkoopsplaatsen overeenkomen met deze van ambulante activiteiten, aan de bepalingen van deze wet onderwerpen.
§ 2. Als kermisactiviteit wordt beschouwd elke verkoop, te koop aanbieding of uitstalling met het oog op de verkoop van diensten aan de consument in het kader van de uitbating van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie (verv. W. 4 juli 2005, art. 5, I: 1 oktober 2006)].
Artikel 3. (01/04/2024- ...)
...
Artikel 4. (16/07/2016- ...)
[§ 1. De uitoefening van ambulante activiteiten is toegelaten, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, op de openbare en private markten, de openbare weg, op de andere plaatsen van het openbaar domein, op de plaatsen grenzend aan de openbare weg en op de commerciële parkingplaatsen.
Met de openbare weg worden gelijkgesteld, de parkingplaatsen gelegen op de openbare weg, de winkelgalerijen, de stations-, luchthaven- en metrohallen en de plaatsen waar kermissen doorgaan.
Het uitoefenen van ambulante activiteiten is eveneens ten huize van consumenten toegelaten (verv. W. 4 juli 2005, art. 7, I: 1 oktober 2006)][... (opgeh. W. 29 juni 2016, art. 52, I: 16 juli 2016)].
[De Koning kan, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, het toepassingsgebied van ambulante activiteiten tot andere plaatsen uitbreiden.
§ 2. De uitoefening van kermisactiviteiten is toegelaten op kermissen en op alle andere plaatsen, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II (verv. W. 4 juli 2005, art. 7, I: 1 oktober 2006)].
Artikel 5. (01/10/2006- ...)
Aan de bepalingen van deze wet zijn niet onderworpen :
[1° de occasionele verkopen zonder commercieel doel, bepaald door de Koning, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, inzonderheid de occasionele verkopen door particulieren »;
2° de verkopen tijdens handels-, ambachts- of landbouwbeurzen en tentoonstellingen alsook tijdens occasionele manifestaties georganiseerd of voorafgaand toegelaten door de gemeentelijke overheid die tot doel hebben de lokale handel of het leven in de gemeente te bevorderen, onder de voorwaarden bepaald door de Koning (verv. W. 4 juli 2005, art. 8, I: 1 oktober 2006)];
3° de verkoop van kranten en tijdschriften, evenals het zich abonneren op kranten in de mate dat het de regelmatige bediening van een vaste en lokale cliënteel betreft, de postorderverkopen en de verkopen door middel van automaten;
4° de verkoop van levensmiddelen door handelaars of hun aangestelden die door middel van ambulante winkels geregeld een vaste cliënteel bedienen;
[5° de verkoop uitgeoefend door een handelaar voor zijn winkel of in het verlengde ervan, onder de voorwaarden bepaald door de Koning (verv. W. 4 juli 2005, art. 8, I: 1 oktober 2006)];
6° de openbare verkopen met de bijstand van ministeriële ambtenaren en de verkopen die plaatshebben ter uitvoering van een gerechtelijke beslissing en op plaatsen aangeduid door de rechter;
7° de verkoop van binnenlandse produkten afkomstig van de landbouw, de tuinbouw, de bloementeelt, de veefokkerij, voor zover ze rechtstreeks door de producent, de landbouwer of de veefokker op de plaatsen van de produktie verkocht worden; de verkoop van binnenlandse produkten afkomstig van de jacht en de visvangst voor zover ze rechtstreeks ten huize van de jager of de visser verkocht worden;
8° de verkopen en de dienstverleningen, die ten huize van de consument plaatsvinden, op voorwaarde :
a) dat ze verricht worden door een gevestigd handelaar of ambachtsman ingeschreven respectievelijk in het handelsregister of in het ambachtsregister, indien de activiteit er niet in bestaat systematisch en op grote schaal contact op te nemen met particulieren om hen de verkoop van deze produkten of diensten aan te bieden;
b) dat het de verkoop van een produkt of van een dienst betreft, waarvoor de consument voorafgaand en uitdrukkelijk het bezoek van de verkoper gevraagd heeft om te onderhandelen over de verkoop van het produkt of de dienst. De aanvaarding door de consument van een bezoeksaanbod, dat telefonisch geformuleerd wordt door de verkoper, wordt niet als een voorafgaande aanvraag beschouwd;
[9° de verkoop door een handelaar in de vestiging van een andere handelaar, tijdens de normale openingsuren van deze vestiging, onder de voorwaarden bepaald door de Koning (verv. W. 4 juli 2005, art. 8, I: 1 oktober 2006)].
[10° (verv. W. 4 juli 2005, art. 8, I: 1 oktober 2006)] de andere door de Koning bepaalde activiteiten en onder de door Hem bepaalde voorwaarden.
Artikel 6. (01/04/2024- ...)
§ 1. [De Koning kan, om redenen van openbare orde of volksgezondheid, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van Boek IX van het Wetboek van economisch recht, de verkoop van bepaalde producten en diensten of categorieën van producten of diensten tijdens de uitoefening van ambulante of kermisactiviteiten verbieden, hetzij in het algemeen, hetzij gedeeltelijk in functie van de plaats van de activiteit. Hij kan eveneens beperkingen opleggen die betrekking hebben op de uren van uitoefening van het geheel of van een gedeelte van die activiteiten (verv. W. 29 juni 2016, art. 53, I: 16 juli 2016)].
§ 2. [... (opgeh. Decr. 3 maart 2023, art. 4)]
Artikel 7. (01/04/2024- ...)
...
Artikel 8. (01/04/2024- ...)
§ 1. De organisatie van ambulante en kermisactiviteiten op de openbare markten en kermissen wordt geregeld bij gemeentelijk reglement.
§ 2. Dit reglement bepaalt :
- de plaatsen, dagen en uren van de manifestatie, alsook een plan van de standplaatsen, hun eventuele specialisaties en technische specificaties; in voorkomend geval verwijst het naar de beslissing van het college van burgemeester en schepenen die deze bepalingen heeft ingesteld;
- de voorwaarden bedoeld in het koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 10, § 1;
- de termijn van de vooropzegging die moet gegeven worden aan de houders van een standplaats wanneer de openbare markt, openbare kermis of een deel van de standplaatsen definitief wordt opgeheven. Deze termijn mag niet korter zijn dan twaalf maanden. In geval van een definitieve verhuizing van de openbare markt, de openbare kermis of een deel van de standplaatsen, mag de termijn niet korter zijn dan zes maanden. In geval van absolute noodzakelijkheid en in andere gevallen die de Vlaamse Regering bepaalt, is geen minimumtermijn van vooropzegging van toepassing.
Om de diversiteit van het aanbod op peil te houden, kan het reglement het aantal standplaatsen beperken per onderneming.
Artikel 9. (28/12/2009- ...)
[§ 1. De organisatie van ambulante en kermisactiviteiten op het openbaar domein, buiten de openbare markten en kermissen, wordt geregeld bij gemeentelijk reglement.
§ 2. Het reglement bepaalt, in overeenstemming met het koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 10, § 1, wijze waarop het openbaar domein wordt bezet, ongeacht of deze bezetting verwezenlijkt wordt op een tijdelijk vaste dan wel op een rondtrekkende wijze.
Het reglement kan de plaatsen, de dagen en uren bepalen waarop ambulante activiteiten, alsook hun specialisatie, uitgeoefend mogen worden. Het kan het aantal standplaatsen beperken per onderneming om de diversiteit van het aanbod op peil te houden.
§ 3. Het reglement betreffende de organisatie van kermisactiviteiten op het openbaar domein, buiten de kermissen, bepaalt de wijze van toekenning van de machtiging nodig voor de uitoefening van deze activiteiten op deze plaats, overeenkomstig het koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 10, § 1.
§ 4. De aangevraagde machtiging om een activiteit uit te oefenen kan geweigerd worden op grond van motieven bepaald bij artikel 6, § 1 (verv. W. 4 juli 2005, art. 13, I: 1 oktober 2006)][... (opgeh. W. 22 december 2009, art. 10, I: 28 december 2009)].
Artikel 10. (25/03/2017- ...)
§ 1. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor de toekenning en inname van de standplaatsen op de openbare markten en kermissen en op het openbaar domein, alsook de betalingswijze ervoor. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen waaraan de stopzetting, de overdracht, de onderverhuring of de opschorting van bezetting van de standplaats onderworpen zijn.
§ 2. ...
§ 3. De Koning legt de nadere regels vast volgens dewelke de controle van de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten dient te gebeuren.
Artikel 10bis. (01/04/2024- ...)
[De organisatie van de (ing. W. 4 juli 2005, art. 15, I: 1 oktober 2006)] [private markten (verv. Decr. 3 maart 2023, art. 7)] [en kermissen ontstaan uit privé-initiatief is onderworpen aan een voorafgaande machtiging van de gemeente, evenals de organisatie van elke ambulante activiteit op de plaatsen die grenzen aan de openbare weg of op commerciële parkingplaatsen alsook elke kermisactiviteit op privé-terrein. De machtiging kan geweigerd worden op grond van motieven bepaald bij artikel 6, § 1 (ing. W. 4 juli 2005, art. 15, I: 1 oktober 2006)] [... (opgeh. W. 22 december 2009, art. 11, I: 28 december 2009)].
Artikel 10ter. (01/10/2006- ...)
[Wanneer vastgesteld wordt dat een handeling een inbreuk betekent op deze wet of één van haar uitvoeringsbesluiten, kan de ambtenaar, aangesteld in toepassing van artikel 11, § 1, aan de overtreder een waarschuwing richten waarbij hij aangemaand wordt om aan deze handeling een einde te stellen.
De waarschuwing wordt ter kennis gebracht aan de overtreder, hetzij bij een overhandiging van een kopie van het proces-verbaal tijdens de vaststelling der feiten hetzij bij een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van drie weken vanaf de vaststelling der feiten.
De waarschuwing vermeldt :
a) de ten laste gelegde feiten of de wettelijke bepaling(en) die overtreden werden;
b) de termijn waarbinnen de inbreuk moet ophouden;
c) dat, wanneer er aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, de ambtenaren, aangesteld in toepassing van artikel 13, § 3, het reglement inzake minnelijke schikking, voorzien in hetzelfde artikel, kunnen toepassen (ing. W. 4 juli 2005, art. 17, I: 1 oktober 2006)].
Artikel 11. (12/09/2019- ...)
§ 1. Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie, wordt overtreding van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door [de leden van het operationeel kader van de federale politie en de lokale politie (verv. W. 4 juli 2005, art. 18, I: 1 oktober 2006)] alsmede de door de Koning hiertoe aangewezen ambtenaren.
Bij overtreding maken zij proces-verbaal op, dat bewijskracht heeft tot het tegendeel is bewezen. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt aan de overtreder gestuurd binnen dertig dagen.
§ 2. De in § 1 bedoelde ambtenaren, in de uitoefening van hun ambt :
[1° hebben vrije toegang tot de plaatsen waar ambulante en kermisactiviteiten plaats hebben en mogen de voertuigen waarmee producten en materiaal vervoerd worden, onderzoeken (verv. W. 4 juli 2005, art. 18, I: 1 oktober 2006)];
2° mogen alle dienstige vaststellingen doen, zich op eerste vordering ter plaatse de documenten, stukken of boeken die zij voor hun opsporingen en vaststellingen nodig hebben, doen overleggen en daarvan afschrift nemen;
3° hebben het recht zich de herkomst van de produkten [of van het materiaal (ing. W. 4 juli 2005, art. 18, I: 1 oktober 2006)] te doen meedelen en zich het materiaal te doen overleggen of zich alle noodzakelijke inlichtingen te doen verstrekken die nodig zijn voor het volbrengen van hun opdracht;
4° indien zij redenen hebben te geloven in het bestaan van een overtreding, kunnen zij in privé-woningen binnengaan met voorafgaande machtiging van de rechter in de politierechtbank; het binnengaan in privé-woningen moet tussen vijf en éénentwintig uur en door minstens twee officieren of agenten geschieden.
§ 3. In de uitoefening van hun ambt kunnen de in § 1 bedoelde ambtenaren de bijstand [van de lokale politie of van de federale politie (verv. W. 4 juli 2005, art. 18, I: 1 oktober 2006)] vorderen.
[§ 4. Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1, beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1, zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen. § 4. Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kunnen de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1, beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de ambtenaren, vermeld in paragraaf 1, zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen. (verv. BVR 19 juli 2019, art. 6, I: 12 september 2019)]
Artikel 12. (01/04/2024- ...)
Op vertoon van de processen-verbaal opgemaakt op grond van artikel 11, § 1, kan het openbaar ministerie het beslag bevelen van de produkten die het voorwerp uitmaken van de overtreding en van het materiaal dat gediend heeft om de overtreding te begaan.
[... (opgeh. Decr. 3 maart 2023, art. 8)]
De personen in wiens handen beslag is gelegd op deze goederen kan als de gerechtelijk bewaarder ervan worden aagesteld. Het beslag wordt van rechtswege opgeheven door het vonnis waarbij aan de vervolgingen een einde wordt gemaakt, zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, of door seponering van de zaak.
Het openbaar ministerie kan het beslag dat het bevolen of bevestigd heeft, opheffen als de overtreder ervan afziet de produkten [en de diensten (ing. W. 4 juli 2005, art. 19, I: 1 oktober 2006)] te verkopen of het materiaal te gebruiken onder de voorwaarden die aanleiding hebben gegeven tot de vervolgingen; dit houdt niet in dat de overtreder de gegrondheid van de vervolgingen erkent.
Artikel 13. (01/04/2024- ...)
§ 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van 26 tot 1 000 [euro (verv. W. 26 juni 2000, art. 2, I: 1 januari 2002)] of met één van deze straffen alleen worden gestraft :
1° [... (opgeh. Decr. 3 maart 2023, art. 9)]
2° [... (opgeh. Decr. 3 maart 2023, art. 9)]
3° zij die zich niet houden aan de voorwaarden en de verbodsbepalingen waaraan de uitoefening van de ambulante [of kermisactiviteiten (verv. W. 4 juli 2005, art. 20, I: 1 oktober 2006)] onderworpen is [... (geschr. Decr. 3 maart 2023, art. 9)], alsmede zij die de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van deze wet overtreden;
4° zij die de officieren en agenten belast met de controle op de ambulante werkzaamheid [of kermisactiviteiten (verv. W. 4 juli 2005, art. 20, I: 1 oktober 2006)] verhinderen hun opdracht te volbrengen, die weigeren de herkomst van de produkten op te geven of de in artikel 11, § 2, bedoelde inlichtingen of documenten te verstrekken of die met opzet onjuiste of onvolledige inlichtingen of documenten verstrekken;
5° zij die de standplaatsen [... (opgeh. W. 4 juli 2005, art. 20, I: 1 oktober 2006)] innemen en daarbij de bepalingen [... (opgeh. W. 4 juli 2005, art. 20, I: 1 oktober 2006)] van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan schenden;
[ 6° de door de gemeenteoverheid gemachtigde ambtenaren en particulieren, die de standplaatsen toewijzen met het oog op de uitoefening van een ambulante of kermisactiviteit, in overtreding met de voorschriften van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten (verv. W. 4 juli 2005, art. 20, I: 1 oktober 2006)];
7° de personen die belast zijn met de organisatie of met het beheer van [ambulante en kermisactiviteiten (verv. W. 4 juli 2005, art. 20, I: 1 oktober 2006)] en die de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan niet naleven.
§ 2. [... (opgeh. Decr. 3 maart 2023, art. 9)]
Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de in § 1 opgesomde overtredingen.
§ 3. De hiertoe door de Minister aangestelde ambtenaren kunnen, na inzage van de processen-verbaal waarin een in § 1, 1° tot 5°, bepaalde overtreding wordt vastgesteld, en die opgemaakt zijn door de in artikel 11, § 1, bedoelde ambtenaren, aan de overtreders een som voorstellen waarvan de betaling de strafvordering doet vervallen.
De Koning stelt de tarieven vast alsmede de wijze van betaling en inning.
[§ 4. Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 10ter, wordt het in artikel 11, § 1, bedoeld proces-verbaal aan de procureur des Konings pas toegezonden, wanneer aan de waarschuwing geen gevolg is gegeven.
Wanneer toepassing wordt gemaakt van artikel 13, § 3, wordt het proces-verbaal aan de procureur des Konings pas toegezonden, wanneer de overtreder niet op het voorstel tot minnelijke schikking is ingegaan (ing. W. 4 juli 2005, art. 20, I: 1 oktober 2006)].
Artikel 14. (01/04/2024- ...)
...
Artikel 15. (01/04/2024- ...)
...
Artikel 16. (01/10/2006- ...)
[De gemeente beschikt over een termijn van één jaar, vanaf de datum van de inwerkingtreding van deze wet, om de nieuwe reglementen die hierin voorzien worden aan te nemen en de bestaande reglementen eventueel aan te passen (verv. W. 4 juli 2015, art. 23, I: 1 oktober 2006)].
Artikel 17. (03/04/2016- ...)
De Koning oefent de bevoegdheden, Hem toegekend door de bepalingen van het hoofdstuk I, artikelen 1 tot en met 6, en van het hoofdstuk II van deze wet uit, op de gezamenlijke voordracht van respectievelijk de Ministers die de Middenstand en de Economische Zaken onder hun bevoegdheid hebben en van de Ministers die de Middenstand en de Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben.
[De besluiten die genomen worden in uitvoering van deze wet worden voor advies voorgelegd aan (ing. W. 4 juli 2015, art. 24, I: 1 oktober 2006)][de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (verv. BVR 4 maart 2016, art. 3, I: 3 april 2016)][... (opgeh. BVR 4 maart 2016, art. 3, I: 3 april 2016)].
Artikel 18. (13/06/1995- ...)
De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet en van opheffing van de wet van 13 augustus 1986 betreffende de uitoefening van de ambulante activiteiten.
De koninklijke besluiten genomen krachtens voormelde wet blijven van toepassing zolang zij niet gewijzigd of opgeheven worden krachtens de huidige wet.