(
...
-
...
)
Aan de provinciegouverneurs
Aan de deputaties
Aan de colleges van burgemeester en schepenen
Aan de voorzitters van de raden voor maatschappelijk welzijn in de randgemeenten en Voeren
Aan de voorzitters van de districtscolleges
INLEIDING
Op 13 oktober 2024 vinden de gemeenteraads-, de stadsdistrictsraads- en provincieraadsverkiezingen plaats. In de zes randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) en in de gemeente Voeren worden op dezelfde dag ook de schepenen, de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn en de leden van het vast bureau rechtstreeks verkozen.
Op diezelfde datum vinden ook de verkiezingen plaats voor de eerste gemeenteraad van de nieuwe gemeenten die door de decreten van 19 april 2024 betreffende de vrijwillige samenvoeging van gemeenten op 1 januari 2025 van start gaan. Waar nodig geef ik met deze omzendbrief een specifieke toelichting aan de samengevoegde gemeenten over de installatie van de organen in de nieuwe gemeente, het nieuwe openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en het nieuw opgerichte district Borsbeek.
Die verkiezingen leiden tot een nieuwe samenstelling van de gemeente-, stadsdistricts- en provincieraden, van de raden voor maatschappelijk welzijn en van de uitvoerende organen ervan. De nieuw verkozen gemeenteraden, raden voor maatschappelijk welzijn, stadsdistricts- en provincieraden en de uitvoerende organen ervan worden samengesteld met toepassing van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur (hierna: DLB genoemd) en van het Provinciedecreet van 9 december 2005 (hierna: PD genoemd).
In vergelijking met de installatie van de bestuursorganen na de verkiezingen van 14 oktober 2018 zijn er een aantal wijzigingen doorgevoerd. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- de vervroeging van de installatievergadering van de gemeenteraad naar een van de eerste vijf werkdagen van december;
- de toekenning van een initiatiefrecht aan de verkozene met de meeste naamstemmen van de grootste lijst om een bestuursmeerderheid te vormen;
- de aanduiding van de burgemeester: de verkozene van Belgische nationaliteit met de meeste naamstemmen van de grootste fractie van de coalitie wordt aangewezen-burgemeester met het oog op een benoeming door de Vlaamse Regering;
- het verplichte gebruik van een model van akte van voordracht en opvolging voor de verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad, de schepenen, de leden en de voorzitter van het BCSD en, in voorkomend geval, de burgemeester.
Deze omzendbrief geeft toelichting bij de installatieprocedure van de lokale en provinciale bestuursorganen. De omzendbrief bestaat uit zes delen: (i) gemeentebestuur, (ii) OCMW, (iii) districten, (iv) afwijkende regeling voor fusiegemeenten, (v) afwijkende regeling voor de randgemeenten en de gemeente Voeren, en (vi) provincie.
Alle modellen van akten van voordracht en opvolging waarnaar in deze omzendbrief wordt verwezen, zijn raadpleegbaar op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur vanaf 18 uur op de dag van de verkiezingen. Het gebruik ervan is verplicht.
INHOUDSOPGAVE
DEEL 1 DE GEMEENTE
1. Het initiatiefrecht
1.1. De toekenning van het initiatiefrecht
1.2. De start van het initiatiefrecht
1.3. De overgang van het initiatiefrecht
1.4. Het definitieve einde van het initiatiefrecht
1.5. Het gevolg van het niet-respecteren van het initiatiefrecht
1.6. De rol van de algemeen directeur binnen het initiatiefrecht
1.7. Voorbeeld van de toekenning van het initiatiefrecht
2. De installatie van de gemeenteraad
2.1. De bijeenroeping van de nieuwe gemeenteraad
2.1.1. Er is geen bezwaar ingediend tegen de verkiezing
2.1.2. Er is een bezwaar ingediend tegen de verkiezing
2.2. De agenda van de installatievergadering
2.3. De voorzitter van de installatievergadering
2.4. Onderzoek van de geloofsbrieven
2.5. De eedaflegging
2.6. De rangorde van de gemeenteraadsleden
2.7. De schorsing van een verkozene door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State
2.8. De ondeelbaarheid van het mandaat van gemeenteraadslid en lid van de raad voor maatschappelijk welzijn
2.9. De vaststelling van de fracties
3. De verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad
3.1. Het verplichte model van de akte van voordracht
3.2. De indiening van de akte van voordracht
3.3. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
3.4. Geen (ontvankelijke) akte van voordracht op de installatievergadering
3.5. De ondeelbaarheid van het mandaat van voorzitter van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn
3.6. De opvolging tijdens de zittingsperiode
4. De verkiezing van de schepenen
4.1. Het aantal schepenen
4.2. De samenstelling van het college: personen van verschillend geslacht
4.3. Het verplichte model van de (gezamenlijke) akte van voordracht
4.4. De indiening van de akte van voordracht
4.5. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de gezamenlijke akte van voordracht
4.6. Geen of geen ontvankelijke akte van voordracht op de installatievergadering
4.7. De eedaflegging van de schepenen
4.8. De rangorde van de schepenen
4.9. De opvolging van een schepen tijdens de zittingsperiode
4.10. De ondeelbaarheid van het mandaat van schepen en lid van het vast bureau
5. De aanduiding en benoeming van de burgemeester
5.1. Wie wordt aangeduid en benoemd tot burgemeester?
5.2. Wie is de grootste coalitiefractie?
5.3. De eedaflegging van de aangewezen-burgemeester
5.4. De gevolgen voor het schepenmandaat?
5.5. De benoeming van de burgemeester
5.5.1. Onderzoek naar de aangewezen-burgemeester
5.5.2. De benoeming en eedaflegging van de burgemeester
5.6. De opvolging tijdens de zittingsperiode
5.6.1. Geen akte van opvolging ingediend
5.6.2. Akte van opvolging: opvolger voor de laatste twee jaar van de bestuursperiode
5.7. De ondeelbaarheid van het mandaat van burgemeester en voorzitter van het vast bureau
DEEL 2 HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN
1. De raad voor maatschappelijk welzijn
1.1. De installatie van rechtswege
1.2. De agenda van de eerste vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn
1.3. De samenstelling van de raad voor maatschappelijk welzijn: personen van verschillend geslacht
1.4. Opvolging en vervanging van het genderraadslid
1.5. De rangorde van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn
1.6. De ondeelbaarheid van het mandaat van gemeenteraadslid en lid van de raad voor maatschappelijk welzijn
2. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn
3. Het vast bureau
3.1. De samenstelling en de rangorde
3.2. De ondeelbaarheid van het mandaat van lid van het vast bureau en lid van het college van burgemeester en schepenen
4. Het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD)
4.1. De verkiezing van de voorzitter van het BCSD
4.1.1. Het verplichte model van de akte van voordracht
4.1.2. De indiening van de akte van voordracht
4.1.3. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
4.1.4. Geen of geen ontvankelijke akte van voordracht
4.1.5. De eedaflegging van de voorzitter van het BCSD
4.1.6. De opvolging tijdens de zittingsperiode
4.2. De samenstelling van het BCSD
4.2.1. Het aantal leden van het BCSD
4.2.2. De verdeling van de zetels van het BCSD – lijstenverbinding
4.2.3. Samenstelling van het BCSD: personen van verschillend geslacht
4.2.4. De verkiezing van de leden van het BCSD
4.2.4.1. De indiening van de akte van voordracht
4.2.4.2. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
4.2.4.3. Geen of geen ontvankelijke akte van voordracht op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn volgend op de installatievergadering van de gemeenteraad
4.2.4.4. Het onderzoek van de geloofsbrieven
4.2.4.5. De eedaflegging
4.2.4.6. De opvolging tijdens de zittingsperiode
DEEL 3 HET DISTRICTSBESTUUR
1. Het initiatiefrecht
2. De installatie van de districtsraad
2.1. De bijeenroeping van de districtsraad
2.2. De agenda van de installatievergadering van de districtsraad
2.3. De voorzitter van de installatievergadering van de districtsraad
2.4. Het onderzoek van de geloofsbrieven
2.5. De eedaflegging
2.6. De rangorde van de districtsraadsleden
2.7. De schorsing van een verkozene door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State
2.8. De vaststelling van de fracties
3. De verkiezing van de voorzitter van de districtsraad
4. De verkiezing van de districtsschepenen
4.1. De verplichte modellen voor de verkiezing van de districtsschepenen
4.2. Het aantal leden van het districtscollege
5. De aanduiding van de districtsburgemeester
6. De afwijkende regels voor de oprichting van een nieuw district
6.1. De bijeenroeping van de nieuwe districtsraad bij nieuw opgerichte districten
6.2. De voorzitter van de installatievergadering
6.3. De rangorde van de districtsraadsleden
6.4. De verkiezing van de districtsraadsvoorzitter
6.5. De verkiezing van de districtsschepenen
6.6. De aanduiding van de districtsburgemeester
DEEL 4. AFWIJKENDE REGELING VOOR DE INSTALLATIE VAN DE BESTUURSORGANEN VAN FUSIEGEMEENTEN
1. Het initiatiefrecht
2. De installatie van de gemeenteraad
2.1. Het tijdstip en de bijeenroeping van de installatievergadering
2.1.1. Er is geen bezwaar ingediend tegen de verkiezing
2.1.2. Er is een bezwaar ingediend tegen de verkiezing
2.2. De voorzitter van de installatievergadering
2.3. De kennisgeving van de afstand van mandaat
2.4. Gemeentehuis
2.5. De vaststelling van de rangorde
3. De verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad
4. De verkiezing van de schepenen
5. De aanduiding van de burgemeester
5.1. De aftredende burgemeesters
5.2. Aanduiding van de burgemeester
5.3. De opvolging van de burgemeester tijdens de bestuursperiode
5.3.1. De opvolging zonder een akte van opvolging
5.3.2. De opvolging met akte van opvolging
6. De installatie van de raad voor maatschappelijk welzijn
7. De verkiezing van de voorzitter van het BCSD
8. De verkiezing van de leden van het BCSD
DEEL 5 AFWIJKENDE REGELING VOOR DE RANDGEMEENTEN EN DE GEMEENTE VOEREN
1. Het gemeentebestuur
1.1. De gemeenteraad
1.2. Het college van burgemeester en schepenen
1.2.1. De samenstelling en de rangorde
1.2.2. De opvolging tijdens de zittingsperiode
1.3. De aanduiding van de burgemeester
1.3.1. De aanduiding en benoeming van de burg/emeester in de randgemeenten
1.3.1.1. Het verplichte model van de akte van voordracht
1.3.1.2. De indiening van de akte van voordracht
1.3.1.3. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
1.3.1.4. De bevestiging van de akte van voordracht door de gemeenteraad
1.3.1.5. De benoeming en de eedaflegging
1.3.1.6. De weigering tot benoeming
13.1.7. De opvolging tijdens de zittingsperiode
1.3.2. De aanduiding van de burgemeester in de gemeente Voeren
2. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn
2.1. De raad voor maatschappelijk welzijn
2.1.1. De samenstelling
2.1.2. De installatie
2.1.3. De agenda van de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn
2.1.4. Het onderzoek van de geloofsbrieven en de eedaflegging
2.2. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn
2.2.1. De verkiezing van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn
2.2.2. De opvolging van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn tijdens de bestuursperiode
2.3. Het vast bureau
2.3.1. De samenstelling en de eedaflegging
2.3.2. De voorzitter van het vast bureau
2.4. Het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD)
DEEL 6 HET PROVINCIEBESTUUR
1. De installatie van de provincieraad
1.1. De bijeenroeping van de provincieraad
1.2. De agenda van de installatievergadering van de provincieraad
1.3. Het onderzoek van de geloofsbrieven
1.4. De eedaflegging
1.5. De rangorde van de provincieraadsleden
1.6. De fractievorming in de provincieraad
2. De verkiezing van de voorzitter van de provincieraad
2.1. De inhoud van de akte van voordracht
2.2. De indiening van de akte van voordracht
2.3. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
2.4. Geen (ontvankelijke) akte van voordracht op de installatievergadering
2.5. De opvolging tijdens de zittingsperiode
3. De verkiezing van de gedeputeerden
3.1. Het aantal gedeputeerden
3.2. De samenstelling van de deputatie: personen van verschillend geslacht
3.3. De inhoud van de akte van voordracht
3.4. De indiening van de akte van voordracht
3.5. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
3.6. Geen (ontvankelijke) akte van voordracht op de installatievergadering
3.7. De rangorde van de gedeputeerden
3.8. De opvolging tijdens de zittingsperiode
DEEL 1 - DE GEMEENTE
1. Het eerste deel van de omzendbrief bespreekt de installatie van de bestuursorganen van de gemeente. Er volgt een toelichting bij:
• het initiatiefrecht voor het vormen van het college van burgemeester en schepenen;
• de installatie van de gemeenteraadsleden;
• de verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad;
• de verkiezing van de leden van het college van burgemeester en schepenen;
• de aanduiding en benoeming van de (aangewezen-)burgemeester.
1. Het initiatiefrecht
2. Om de impact van de stem van de kiezer zichtbaarder en effectiever te maken bij het vormen van een coalitie wordt een initiatiefrecht toegekend aan de verkozene met de meeste naamstemmen die tot de grootste lijst behoort. Die verkozene krijgt als eerste de mogelijkheid om een meerderheid te vormen. Het initiatiefrecht kan via een cascaderegeling overgaan naar de verkozene met de meeste naamstemmen die tot de tweede grootste lijst behoort enzovoort.
Dit onderdeel licht het volgende toe:
• de toekenning van het initiatiefrecht;
• de start van het initiatiefrecht;
• de overgang van het initiatiefrecht;
• het einde van het initiatiefrecht;
• de sanctie die van toepassing is bij het niet-respecteren van het initiatiefrecht;
• de rol van de algemeen directeur binnen de procedure van het initiatiefrecht.
Afsluitend volgen een aantal voorbeelden over de toepassing van het initiatiefrecht.
1.1. De toekenning van het initiatiefrecht
3. De verkozene met de meeste naamstemmen op de grootste lijst krijgt voor een periode van veertien dagen een exclusief initiatiefrecht om na de verkiezingen een nieuwe coalitie te vormen (artikel 5, §3, DLB). Het initiatiefrecht komt dus niet toe aan de lijsttrekker, maar aan de verkozene die op de grootste lijst daadwerkelijk de meeste stemmen heeft behaald. Als verkozenen een identiek aantal hoogste naamstemmen hebben behaald, komt het initiatiefrecht toe aan de verkozene die het hoogst gerangschikt stond op de lijst. De lijstgrootte wordt bepaald op basis van het stemcijfer, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van het gemeentelijk hoofdbureau.
Als de verkozene als houder van het initiatiefrecht er niet in slaagt om binnen een periode van veertien dagen een coalitie te vormen door een gezamenlijke akte van voordracht van schepenen in te dienen, gaat het initiatiefrecht over op de verkozene met de meeste naamstemmen van de tweede grootste lijst enzovoort.
Als een lijst in twee fracties is gesplitst, komt het initiatiefrecht slechts toe aan een van die fracties. In dit geval komt het initiatiefrecht toe aan de verkozene die de meeste naamstemmen heeft behaald en die tot de fractie behoort die op basis van het proces-verbaal van de verkiezingen de meeste zetels in de gemeenteraad heeft behaald. Als de fracties even groot zijn, komt het initiatiefrecht toe aan de verkozene die de meeste naamstemmen heeft behaald op die lijst. De andere fractie van de gezamenlijke lijst heeft geen recht op initiatief.
Op het formulier G86, dat als bijlage bij het proces-verbaal van de verkiezingen van het gemeentelijk hoofdbureau is gevoegd, is opgenomen wat de volgorde is van de verkozenen die het initiatiefrecht verkrijgen.
1.2. De start van het initiatiefrecht
4. Het initiatiefrecht wordt toegekend voor een periode van veertien dagen die start op de dag na de dagtekening van het proces-verbaal van de verkiezingen. De houder van het initiatiefrecht kan binnen die periode een coalitie vormen door een gezamenlijke akte van voordracht in te dienen als vermeld in artikel 43, §1, DLB.
1.3. De overgang van het initiatiefrecht
5. In de volgende twee situaties gaat het initiatiefrecht over naar de verkozene met de meeste naamstemmen van de volgende lijst in afnemende volgorde van lijstgrootte:
• binnen een termijn van veertien dagen is er geen gezamenlijke akte van voordracht als vermeld in artikel 43, §1 DLB, ingediend door de houder van het initiatiefrecht;
• de houder van het initiatiefrecht doet afstand van het initiatiefrecht via een verklaring van afstand. De verklaring van afstand moet worden ingediend bij de algemeen directeur.
6. De houder van het initiatiefrecht kan dus vroegtijdig afstand doen van zijn initiatiefrecht (bijvoorbeeld als hij vaststelt dat hij geen coalitie kan vormen). Dat gebeurt via een verklaring van afstand. Op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur is een model te vinden van een dergelijke verklaring van afstand (model GEM 10). De houder van het initiatiefrecht dient de verklaring van afstand in bij de algemeen directeur die daarvan melding maakt op de webtoepassing van de gemeente.
De volgende periode van veertien dagen begint altijd te lopen de dag nadat de handeling die het initiatiefrecht doet overgaan, zich voordoet.
1.4. Het definitieve einde van het initiatiefrecht
7. Het initiatiefrecht eindigt definitief in drie situaties:
(i) als er een gezamenlijke akte van voordracht als vermeld in artikel 43, §1 DLB, is ingediend door de houder van het initiatiefrecht;
(ii) als op de derde dag voor de installatievergadering er geen gezamenlijke akte van voordracht als vermeld in artikel 43, §1 DLB, is ingediend. De reden daarvoor is dat een gezamenlijke akte van voordracht alleen ontvankelijk kan worden ingediend tot uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering;
(iii) als alle houders van het initiatiefrecht hebben hun recht uitgeput.
Als het initiatiefrecht is uitgeput zonder dat er een gezamenlijke akte van voordracht is ingediend, dan kan op elk moment en door elke lijst een gezamenlijke akte van voordracht worden ingediend. Uiteraard op voorwaarde dat dit tijdig gebeurt, zijnde uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering.
1.5. Het gevolg van het niet-respecteren van het initiatiefrecht
8. De gezamenlijke akte van voordracht voor de kandidaat-schepenen, vermeld in artikel 43, §1 DLB, moet worden ingediend met respect voor het initiatiefrecht. De akte voldoet alleen aan die voorwaarde als ze wordt ingediend gedurende de periode waarin een van de verkozenen op de ondertekenende lijsten het initiatiefrecht had, én de akte ondertekend is tijdens de periode van het initiatiefrecht van een van de ondertekende lijsten. Het is niet vereist dat de houder van het initiatiefrecht de akte van voordracht zelf heeft ondertekend.
Als die voorwaarden niet worden nageleefd, zal de voorzitter van de gemeenteraad de ingediende akte op de installatievergadering onontvankelijk verklaren (cf. infra rn. 64). De verkozenen die een dergelijke akte ondertekenen met miskenning van het initiatiefrecht, worden gesanctioneerd overeenkomstig artikel 7, §2, DLB. Dat betekent dat de verkozenen die een gezamenlijke akte van voordracht met miskenning van het initiatiefrecht ondertekenen, voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet kunnen worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie, voorzitter of lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, noch een dergelijk mandaat waarnemen.
Evenmin kunnen ze de gemeente vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden of waarnemen in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Ze kunnen evenmin het OCMW vertegenwoordigen of namens het OCMW een mandaat bekleden of waarnemen in een vereniging of vennootschap als vermeld in deel 3, titel 4, van het DLB, of in andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de verkozene al een dergelijk mandaat bekleedt of waarneemt, vervalt dat van rechtswege (artikel 43, §1, vierde lid in samenhang gelezen met artikel 7, §2, tweede lid, DLB).
1.6. De rol van de algemeen directeur binnen het initiatiefrecht
9. De algemeen directeur zorgt ervoor dat iedereen op de hoogte is wie het initiatiefrecht uitoefent, wanneer het initiatiefrecht is geëindigd of wanneer het initiatiefrecht overgaat. Bij het proces-verbaal van het hoofdbureau van de verkiezingen is een bijlage opgenomen (formulier G86), waarin is aangegeven in welke volgorde de lijsten aan bod komen voor de uitoefening van het initiatiefrecht en wie van die lijst het recht uitoefent.
De algemeen directeur publiceert die bijlage op de webtoepassing van de gemeente. Het is aan te raden om op de webtoepassing uitleg te geven bij het initiatiefrecht zodat burgers geïnformeerd worden over de inhoud en het belang van het initiatiefrecht. De webtoepassing kan daarbij verwijzen naar de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur en de informatie die daar is opgenomen.
De algemeen directeur publiceert de bijlage en communiceert duidelijk op de webtoepassing wie het initiatiefrecht als eerste uitoefent. De algemeen directeur maakt de volgende elementen, nadat ze zich hebben voorgedaan, onmiddellijk bekend op de webtoepassing van de gemeente, waarna het initiatiefrecht eindigt of overgaat:
1° de indiening van een gezamenlijke akte van voordracht door de houder van het initiatiefrecht;
2° het ontbreken van een gezamenlijke akte van voordracht op de derde dag voor de installatievergadering;
3° de uitputting van het initiatiefrecht door alle houders van het initiatiefrecht;
4° de indiening van een verklaring van afstand;
5° het ontbreken van een gezamenlijke akte van voordracht, ingediend door de houder van het initiatiefrecht, na het verstrijken van een periode van veertien dagen.
In de situaties, vermeld in 1° tot en met 3°, betekent de publicatie van de formele handeling op de webtoepassing van de gemeente het einde van het initiatiefrecht. In de situaties, vermeld in 4° en 5°, meldt de publicatie de overgang van het initiatiefrecht. Het initiatiefrecht van de volgende start op de dag na het feit dat de overgang betekent.
In de situaties waarin het initiatiefrecht overgaat, maakt de publicatie ook melding van de verkozene die vanaf dan het initiatiefrecht uitoefent.
1.7. Voorbeeld van de toekenning van het initiatiefrecht
10. Bij de berekening van de termijnen is het van belang dat als de laatste dag van de termijn (= vervaldag) een zaterdag, zondag, wettelijke of decretale feestdag is, de vervaldag wordt verplaatst naar de eerstvolgende werkdag (artikel 291 DLB). Het initiatiefrecht van de volgende verkozene start altijd op de dag na het einde van het vorige initiatiefrecht.
Een fictief voorbeeld kan de toekenning, de overgang en het einde van het initiatiefrecht verduidelijken. Voor de volgorde van het initiatiefrecht kan de algemeen directeur terecht in het formulier G86, dat als bijlage bij het proces-verbaal van de verkiezingen van het gemeentelijk hoofdbureau is gevoegd.
Voorbeeld: het proces-verbaal van het gemeentelijk hoofdbureau is gedagtekend op 13 oktober 2024. Op basis van het proces-verbaal van het gemeentelijk hoofdbureau is dit de uitslag van de verkiezingen:
Lijst |
A |
B |
C |
D |
E |
stemcijfer |
100 |
600 |
300 |
400 |
500 |
zetels |
1 |
6 |
3 |
4 |
5 |
Scenario 1: einde van het initiatiefrecht door de indiening van een gezamenlijke akte van voordracht door de houder van het initiatiefrecht
Op basis van deze uitslag komt het initiatiefrecht in de eerste plaats toe aan de verkozene met de meeste naamstemmen van lijst B aangezien die lijst het hoogste stemcijfer heeft behaald. Het initiatiefrecht voor de verkozene met de meeste naamstemmen van lijst B start op 14 oktober 2024 (dag na de ondertekening van het proces-verbaal van het gemeentelijk hoofdbureau) voor een periode van veertien dagen. Dat betekent dat de verkozene met de meeste naamstemmen van lijst B tot en met maandag 28 oktober 2024 het exclusieve initiatiefrecht heeft om een meerderheid te vormen. Als er binnen die periode een gezamenlijke akte van voordracht is ingediend door de houder van het initiatiefrecht, eindigt het initiatiefrecht. De algemeen directeur maakt daarvan onmiddellijk melding op de webtoepassing van de gemeente.
Scenario 2: overgang van het initiatiefrecht aan de verkozene van de kartellijst die in twee fracties zal splitsen
Als er binnen de periode van veertien dagen geen gezamenlijke akte van voordracht is ingediend die aan voormelde voorwaarde voldoet, gaat het initiatiefrecht over naar de verkozene met de meeste naamstemmen van lijst E. Lijst E heeft namelijk het tweede grootste stemcijfer behaald. Lijst E heeft in de akte van voordracht van kandidaten aangegeven te splitsen in twee fracties: fractie E1 en fractie E2.
Op basis van het proces-verbaal van het gemeentelijk hoofdbureau behaalt fractie E1 drie zetels en fractie E2 twee zetels. Het initiatiefrecht komt in dat geval toe aan de verkozene met de meeste naamstemmen die heeft aangegeven te behoren tot fractie E1, aangezien dat de grootste fractie is.1 De algemeen directeur maakt daarvan onmiddellijk melding op de webtoepassing van de gemeente. Het initiatiefrecht voor die verkozene start in dat geval op dinsdag 29 oktober 2024 (de dag na het einde van het initiatiefrecht van de vorige houder) en loopt tot en met dinsdag 12 november 2024. Dat betekent dat de houder van het initiatiefrecht uiterlijk op dinsdag 12 november 2024 een gezamenlijke akte van voordracht moet hebben ingediend bij de algemeen directeur. Als er binnen die periode een gezamenlijke akte van voordracht is ingediend door de houder van het initiatiefrecht, eindigt het initiatiefrecht.
Scenario 3: overgang van het initiatiefrecht door de indiening van een verklaring van afstand
Als er op dinsdag 12 november 2024 geen gezamenlijke akte van voordracht is ingediend, gaat het initiatiefrecht over naar de verkozene met de meeste naamstemmen van lijst D. Lijst D heeft namelijk het derde grootste stemcijfer behaald. Het initiatiefrecht van die verkozene start op woensdag 13 november 2024. Op woensdag 20 november 2024 dient de houder van het initiatiefrecht een verklaring van afstand in bij de algemeen directeur. Door de verklaring van afstand neemt het initiatiefrecht van die verkozene een einde. De algemeen directeur maakt op de webtoepassing van de gemeente melding van de verklaring van afstand en van de verkozene die vanaf 21 november (de dag na de afstand) het initiatiefrecht uitoefent.
Scenario 4: einde van het initiatiefrecht drie dagen voor de installatievergadering
Op donderdag 21 november 2024 krijgt de verkozene met de meeste naamstemmen van lijst C het initiatiefrecht toegekend. Doordat de installatievergadering van gemeente X plaatsvindt op maandag 2 december 2024, eindigt zijn initiatiefrecht in elk geval op vrijdag 29 november 2024 (uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering).
2. De installatie van de gemeenteraad
11. De procedure voor de installatie van de gemeenteraad is geregeld in artikel 4 tot en met 17 van het DLB. Voor de installatie van de eerste gemeenteraad van de nieuwe gemeente (na samenvoeging) gelden voor sommige aspecten specifieke bepalingen (artikel 353 DLB). Die specifieke bepalingen zijn toegelicht in deel IV van deze omzendbrief (cf. infra rn. 218-250).
2.1. De bijeenroeping van de nieuwe gemeenteraad
12. Voor de bijeenroeping van de nieuwe gemeenteraad zijn verschillende regelingen van toepassing, afhankelijk van het feit of er bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen bezwaar is ingediend tegen de verkiezing of niet.
De termijn waarin een bezwaar kan worden ingediend bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen tegen de verkiezing bedraagt veertig dagen. De bezwaartermijn start de dag na de dagtekening van het proces-verbaal van de verkiezingen (artikel 23, eerste lid, DBRC-decreet). Concreet gelden de volgende twee situaties:
• als het proces-verbaal van de verkiezingen gedagtekend is op zondag 13 oktober 2024, kan een bezwaar worden ingediend tot en met vrijdag 22 november 2024.
• als het proces-verbaal van de verkiezingen gedagtekend is op maandag 14 oktober 2024, kan een bezwaar worden ingediend tot en met maandag 25 november 20242.
Tijdens die bezwaartermijn kan:
• een kandidaat een bezwaar indienen tegen de verkiezing (artikel 22 decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (hierna DBRC-decreet genoemd));
• de Raad voor Verkiezingsbetwistingen de juistheid nagaan van de zetelverdeling tussen de lijsten .en van de rangorde waarin de raadsleden en opvolgers gekozen zijn verklaard. De Raad kan ambtshalve de zetelverdeling en de rangorde wijzigen. In dat geval brengt de Raad de gemeenteraad daarvan op de hoogte. De gewijzigde zetelverdeling en rangorde vervangen de zetelverdeling en rangorde die het hoofdbureau heeft afgekondigd (artikel 203 Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 (hierna LPKD genoemd)).
Hierna volgt een toelichting bij de verschillende scenario’s.
2.1.1. Er is geen bezwaar ingediend tegen de verkiezing
13. Als er geen bezwaar is ingediend, is de uitslag van de verkiezing die is afgekondigd door het hoofdbureau in het proces-verbaal of, in voorkomend geval, die ambtshalve is gewijzigd door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, definitief (artikel 203, tweede en derde lid, LPKD). De uitslag is dan van rechtswege geldig na afloop van de bezwaartermijn. De Raad voor Verkiezingsbetwistingen zal in dat geval geen formele geldigverklaring uitspreken. De verkiezingen zijn geldig als er geen tijdig bezwaar is ingediend.
14. In de gemeenten waar er geen bezwaar is ingediend tegen de verkiezing, vindt de installatievergadering van de nieuwe gemeenteraad plaats op een van de eerste vijf werkdagen van de maand december (artikel 6, §1, eerste en tweede lid, DLB). De installatievergadering is dus met één maand vervroegd in vergelijking met de vorige bestuursperiode en zal in 2024 plaatsvinden tussen maandag 2 december 2024 en vrijdag 6 december 2024. De uittredende voorzitter van de gemeenteraad bepaalt de plaats, de dag (binnen de eerste vijf werkdagen van de maand december) en het tijdstip waarop de installatievergadering bijeenkomt.
Als er geen oproeping is gedaan door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad, vindt de installatievergadering van rechtswege plaats op de vijfde werkdag van december in het gemeentehuis om 20 uur. Dat is op vrijdag 6 december 2024 om 20 uur.
De verkozen gemeenteraadsleden worden door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering. Hoewel de gemeenteraad van rechtswege op vrijdag 6 december 2024 om 20 uur samenkomt als er geen oproeping is gedaan door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad, brengt de algemeen directeur voor de goede orde de nieuw verkozen gemeenteraadsleden ervan op de hoogte dat de installatievergadering op vrijdag 6 december om 20 uur zal plaatsvinden.
15. Doordat de installatievergadering van de gemeenteraad plaatsvindt op een van de eerste vijf werkdagen van december, zijn er vijf mogelijke data waarop een installatievergadering kan plaatsvinden. Daaraan gekoppeld zijn er vijf mogelijke uiterste data van oproeping door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad en vijf mogelijke uiterste data voor de indiening van de akten van voordracht. De akten van voordracht moeten namelijk uiterlijk drie dagen voor de dag van de installatievergadering aan de algemeen directeur zijn bezorgd.
Onder de nieuwe regeling zijn een aantal termijnen ingekort om een installatie van de gemeenteraad op een van de eerste vijf werkdagen in december mogelijk te maken. Het onderstaande schema geeft een overzicht van de oude termijnen en van de termijnen die nu van kracht zijn.
Schema 1. Termijnen
artikel DLB |
omschrijving |
oude termijn |
nieuwe termijn |
artikel 6 |
termijn oproeping installatievergadering |
14 dagen |
8 dagen |
artikel 7 |
termijn voordracht kandidaat-voorzitter |
8 dagen |
3 dagen |
artikel 43 |
termijn voordracht kandidaat-schepenen |
8 dagen |
3 dagen |
artikel 90 |
termijn voordracht kandidaat-voorzitter BCSD |
8 dagen |
3 dagen |
artikel 92 |
termijn voordracht kandidaat-leden BCSD |
8 dagen |
3 dagen |
Schema 2. Data voor de installatievergadering op uitnodiging van de uittredende voorzitter van de gemeenteraad
datum installatievergadering |
uiterste datum van oproeping (ten minste acht dagen voor de installatievergadering) |
uiterste datum voor het bezorgen akten van voordracht aan de algemeen directeur (uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering) (*) |
maandag 2 december 2024 |
zondag 24 november 2024 |
vrijdag 29 november 2024 (*) |
dinsdag 3 december 2024 |
maandag 25 november 2024 |
zaterdag 30 november 2024 (*) |
woensdag 4 december 2024 |
dinsdag 26 november 2024 |
zondag 1 december 2024 (*) |
donderdag 5 decem
ber 2024 |
woensdag 27 november 2024 |
maandag 2 december 2024 (*) |
vrijdag 6 december 2024 |
donderdag 28 november 2024 |
dinsdag 3 december 2024 (*) |
* Gelieve rekening te houden met de openingsuren en zon- en feestdagen van het bestuur indien u een akte tegen ontvangstbewijs wenst te overhandigen.
16. Rekening houdend met de datum waarop de verkiezing van rechtswege als geldig kan worden beschouwd en met de uiterste termijn voor de oproeping voor de installatievergadering, zoals hierboven schematisch weergegeven, is het raadzaam om in de oproeping voor de installatievergadering het voorbehoud op te nemen dat de installatievergadering alleen plaatsvindt op de vastgelegde datum als er geen bezwaar is ingediend tegen de verkiezing bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen.
Een bezwaar tegen de verkiezing, ingediend op het einde van de bezwaartermijn, kan er immers toe leiden dat de uitslag van de verkiezing niet als definitief kan worden beschouwd op een ogenblik dat de oproeping voor de installatievergadering al verzonden is. Als dat het geval is, brengt de uittredende voorzitter de verkozenen meteen op de hoogte dat de installatievergadering niet kan plaatsvinden op de datum, vermeld in de uitnodiging.
Het is mogelijk dat in de periode na de uiterste dag om een bezwaar in te dienen, de Raad voor Verkiezingsbetwistingen alsnog een bezwaar ontvangt dat tijdig was ingediend. Om die reden kunnen lokale besturen ervoor opteren om op 5 of 6 december te installeren. Op dat moment zal er het meeste zekerheid zijn over het feit of er al dan niet een bezwaar ontvangen is.
2.1.2. Er is een bezwaar ingediend tegen de verkiezing
17. Als er bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing, is het mogelijk dat de installatievergadering niet kan plaatsvinden op een van de eerste vijf werkdagen van de maand december. Er moet immers gewacht worden tot de uitslag van de verkiezing definitief is voor kan worden overgegaan tot de installatie van de nieuwe gemeenteraad. De installatievergadering vindt dan plaats binnen vijftien dagen na de dag waarop de uitslag van de verkiezing3 definitief is, maar op zijn vroegst op een van de eerste vijf werkdagen van december (artikel 6, §1, derde en vierde lid, DLB).
2.2. De agenda van de installatievergadering
18. Er is altijd een agenda van de installatievergadering, ook als die van rechtswege plaatsvindt. De agenda wordt bezorgd aan de verkozenen. De volgende punten staan op de agenda van de installatievergadering:
1. kennisname van de definitieve verkiezingsuitslag;
2. onderzoek van de geloofsbrieven van de verkozen gemeenteraadsleden (cf. infra rn. 20-24);
3. eedaflegging van de verkozen gemeenteraadsleden (cf. infra rn. 25-27);
4. de bepaling van de rangorde van de gemeenteraadsleden (cf. infra rn. 28);
5. de vaststelling van de fracties in de gemeenteraad (cf. infra rn. 31);
6. de verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad (cf. infra rn. 32-46);
7. de verkiezing van de schepenen, met inbegrip van de eedaflegging en de bepaling van de rangorde van de schepenen (cf. infra rn. 47-94);
Er bestaan voor het verdere verloop van de installatievergadering twee opties, afhankelijk of de schepenen al dan niet verkozen zijn.
Optie 1: schorsing van de installatievergadering van de gemeenteraad als de schepenen zijn verkozen.
Als de gemeenteraad via een gezamenlijke akte van voordracht de schepenen heeft verkozen, schorst de voorzitter van de gemeenteraad de vergadering na dit agendapunt en opent hij de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn. De reden daarvoor is de nieuwe regeling voor de aanduiding van de burgemeester (cf. infra rn. 95 e.v.). De verkozene met de meeste naamstemmen die tot de grootste coalitiefractie behoort, wordt immers de aangewezen-burgemeester. De aanduiding van de aangewezen-burgemeester kan pas gebeuren als de samenstelling van het college van burgemeester en schepenen vaststaat. De samenstelling staat pas met zekerheid vast als de voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst (hierna BCSD genoemd) is verkozen. Daarom moet de raad voor maatschappelijk welzijn eerst de voorzitter van het BCSD verkiezen voor de gemeenteraad kan vaststellen wie de aangewezen-burgemeester is.
Beëindigen van de schorsing en heropenen van de installatievergadering van de gemeenteraad
Na de verkiezing van de voorzitter van het BCSD wordt de gemeenteraad opnieuw geopend om de aangewezen-burgemeester aan te duiden .
Als er geen voorzitter van het BCSD verkozen is, kan de burgemeester nog niet worden aangeduid. In dat geval gaat de voorzitter, als dat van toepassing is, over tot de verkiezing van de politieraadsleden of sluit hij de vergadering in geval van een eengemeentezone.
8. aanduiding en de eedaflegging van de aangewezen-burgemeester (cf. infra rn. 96 e.v.)
9. (eventueel) de verkiezing van de politieraadsleden (conform de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus en conform de betreffende over de verkiezing en de installatie van de politieraadsleden van een meergemeentepolitiezone.
Optie 2: beëindigen van de vergadering (als dat van toepassing is na de verkiezing van de politieraadsleden)
Als er geen (ontvankelijke) gezamenlijke akte van voordracht voor de schepenen is ingediend, moet de gemeenteraad eerst beslissen over het aantal individueel te verkiezen schepenen. Vervolgens moet de voorzitter, als dat van toepassing is, overgaan tot het agendapunt van de verkiezing van de politieraadsleden (zie punt 9). De voorzitter beëindigt de gemeenteraad na die punten. Er kan dan nog geen aangewezen-burgemeester worden aangeduid aangezien het nieuwe college van burgemeester en schepenen nog niet is gevormd. In dit geval blijft de uittredende burgemeester zijn functie verder uitoefenen tot de schepenen, inclusief de voorzitter van het BCSD, zijn verkozen.
2.3. De voorzitter van de installatievergadering
19. De uittredende voorzitter van de gemeenteraad zit de installatievergadering voor. Hij blijft voorzitter van de gemeenteraad tot een nieuwe voorzitter verkozen is. Als de uittredende voorzitter de installatievergadering niet kan voorzitten, zit een uittredend lid van het college van burgemeester en schepenen in volgorde van rang de vergadering voor. De burgemeester heeft een hogere rang dan een schepen (artikel 6, §2, en artikel 43, §4 DLB).
2.4. Onderzoek van de geloofsbrieven
20. Om de installatievergadering vlot te laten verlopen, bezorgen de verkozenen voor de gemeenteraad hun geloofsbrieven en schriftelijke bewijsstukken bij voorkeur uiterlijk drie dagen voor de vergadering aan de algemeen directeur.
De geloofsbrieven omvatten de schriftelijke bewijsstukken die alle verkozenen die opgeroepen zijn om de eed af te leggen, moeten voorleggen, waaruit blijkt dat ze op een wettige wijze zijn verkozen en dat er tegen hun verkiezing geen bezwaren zijn. De schriftelijke bewijsstukken zijn:
- een recent uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister;
- een recent uittreksel uit het strafregister, model 1;
- een verklaring op eer dat ze zich niet bevinden in een van de gevallen van onverenigbaarheid, vermeld in artikel 10 DLB.
21. Nadat de vergadering geopend is, onderzoekt de gemeenteraad de geloofsbrieven van de verkozen gemeenteraadsleden (artikel 6, §3, DLB). Het onderzoek van de geloofsbrieven gebeurt door de verkozenen zelf. Dat is het enige prerogatief van de gemeenteraadsleden voor ze de eed hebben afgelegd. De gemeenteraad is bevoegd om zich uit te spreken over eventuele bezwaren in verband met de verkiesbaarheidsvoorwaarden. Die bezwaren moeten uiterlijk op de zitting voor het onderzoek van de geloofsbrieven ingediend worden bij de gemeenteraad. Het onderzoek gaat na of de verkozenen nog aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen en zich niet in een van de gevallen van onverenigbaarheid bevinden.
22. Verkozen gemeenteraadsleden die zich op het ogenblik van de installatievergadering in een situatie bevinden die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de gemeenteraad, kunnen de eed niet afleggen en worden bijgevolg geacht afstand te doen van het mandaat dat aan hen toegekend is (artikel 11, eerste lid, DLB).
23. De verkozen gemeenteraadsleden die voor hun installatie afstand willen doen van hun mandaat, brengen de voorzitter van de gemeenteraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand wordt definitief zodra de gemeenteraad daarvan kennis heeft genomen (artikel 8 DLB).
24. Na de goedkeuring van de geloofsbrieven leggen de betrokkenen de eed af in handen van de voorzitter van de installatievergadering.
2.5. De eedaflegging
25. Voor ze hun mandaat aanvaarden, leggen de verkozen gemeenteraadsleden van wie de geloofsbrieven zijn goedgekeurd, in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de voorzitter van de installatievergadering: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.”
De voorzitter van de installatievergadering legt, als die herkozen is als gemeenteraadslid, de eed af in handen van het oudste gemeenteraadslid. Het betreft hier het oudste gemeenteraadslid in leeftijd. Als het oudste gemeenteraadslid zelf de installatievergadering voorzit, legt die de eed af in handen van het op een na oudste gemeenteraadslid (artikel 6, §3, tweede lid, DLB).
Nadat akte is genomen van de eedaflegging, zijn de betrokkenen geïnstalleerd als gemeenteraadslid. Daarover wordt niet gestemd.
26. De verkozen gemeenteraadsleden die aanwezig zijn op de installatievergadering en die de eed niet afleggen, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat (artikel 6, §4, DLB). De verkozen gemeenteraadsleden die niet aanwezig zijn op de installatievergadering en die, nadat ze daartoe uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerste daaropvolgende vergadering, worden ook geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat (artikel 6, §5 DLB).
27. Tegen de beslissing van de gemeenteraad over de geloofsbrieven of over een geschil in verband met de afstand van een gemeenteraadslid kan beroep worden ingediend bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen (artikel 147, eerste lid, DLB).
2.6. De rangorde van de gemeenteraadsleden
28. Op de installatievergadering wordt de rangorde van de gemeenteraadsleden vastgesteld aan de hand van de anciënniteit van de raadsleden, vermeld in artikel 6, §7, DLB. De anciënniteit omvat de hele tijdsduur waarin een gemeenteraadslid deel heeft uitgemaakt van de gemeenteraad van de gemeente waarvoor het lid weer verkozen is. Die tijdsduur mag onderbroken zijn.
Bij gelijke anciënniteit neemt het gemeenteraadslid dat bij de laatste volledige vernieuwing van de gemeenteraad (13 oktober 2024) het hoogste aantal naamstemmen heeft behaald, een hogere rang in. Bij gelijk aantal naamstemmen zal het raadslid dat kandidaat was op de lijst die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft behaald, een hogere rang innemen.
Wie ziek of verhinderd is op de installatievergadering, kan de beoogde rangorde innemen als hij op de eerstvolgende gemeenteraadszitting de eed heeft afgelegd. Opvolgers die na de installatievergadering worden geïnstalleerd, sluiten evenwel op het einde aan. Ze worden onder aan de ranglijst bijgeschreven volgens de datum van hun eedaflegging. Op die regel bestaat een uitzondering voor opvolgers die wegens afstand van mandaat of overlijden van een verkozen raadslid samen met de nieuwe raadsleden tijdens de installatievergadering of op de eerstvolgende gemeenteraadszitting na de installatievergadering zijn beëdigd. Zij worden nog op de ranglijst ingeschreven, zoals de verkozen raadsleden van de installatievergadering.
De vaststelling van de rangorde van de gemeenteraadsleden is van belang om te voorzien in de vervanging van de voorzitter van de gemeenteraad (als die niemand schriftelijk heeft aangewezen) of van een schepen, als die tijdelijk afwezig is.
2.7. De schorsing van een verkozene door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State
29. Als een verkozene die de eed heeft afgelegd, geschorst is door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of in beroep door de Raad van State op grond van artikel 199 van het LPKD, bevindt dat raadslid zich in een situatie van wettelijke verhindering (artikel 12, 5°, DLB). De gemeenteraad neemt kennis van de uitspraak van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State. Na de kennisname bevindt het raadslid zich in een staat van verhindering voor de periode waarvoor hij geschorst is. Tijdens die periode wordt het raadslid vervangen door de opvolger die wordt aangewezen overeenkomstig artikel 169 van het LPKD. De geloofsbrieven van de vervanger worden onderzocht. Na de goedkeuring van de geloofsbrieven legt de opvolger de eed af.
Een raadslid dat zich in dergelijke situatie van verhindering bevindt, kan worden verkozen als schepen of voorzitter van het BCSD of aangeduid worden als aangewezen-burgemeester. In voorkomend geval kan dat raadslid vervolgens de eed afleggen van het betreffende mandaat (art. 6, §3, derde lid, DLB).
2.8. De ondeelbaarheid van het mandaat van gemeenteraadslid en lid van de raad voor maatschappelijk welzijn
30. De mandaten van gemeenteraadslid en lid van de raad voor maatschappelijk welzijn zijn ondeelbaar. Dat houdt in dat de gevolgen die verbonden zijn aan het mandaat (verval, verhindering, ontslag en afstand), uitwerking hebben in beide rechtspersonen (artikel 15 en 70 DLB).
2.9. De vaststelling van de fracties
31. De gemeenteraadsleden die op dezelfde lijst zijn verkozen, vormen één fractie in de gemeenteraad (artikel 36, §1, DLB).
In afwijking van dat algemene principe kunnen de kandidaat-gemeenteraadsleden die op dezelfde lijst verkozen zijn, twee fracties in de gemeenteraad vormen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan (artikel 36, §2, DLB en artikel 71, vierde lid, LPKD). De verkozenen op één lijst kunnen echter in geen geval meer dan twee fracties vormen in de gemeenteraad. De beslissing om na de verkiezingen vanuit één lijst twee afzonderlijke fracties te vormen in de gemeenteraad, moet al genomen zijn bij de indiening van de akte van voordracht of de verbeteringsakte van de kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen zelf. Als dat niet gebeurd is, kunnen geen aparte fracties in de gemeenteraad gevormd worden. Artikel 71, vierde lid, van het LPKD bepaalt immers dat in voorkomend geval de voordrachtakte vermeldt dat de kandidaten beslissen dat de op de lijst verkozen gemeenteraadsleden twee fracties vormen, conform artikel 36, §2, DLB. De voordrachtsakte vermeldt voor alle kandidaten tot welke fractie ze zullen behoren in geval van verkiezing. Die keuze is niet herroepbaar. De akte van fractievorming wordt aldus geïntegreerd in de akte van voordracht van kandidaten.
De mogelijkheid voor lijsten om op de installatievergadering nog te beslissen of de lijst al of niet wordt opgesplitst, bestaat niet meer. Lijsten moeten voorafgaand aan de verkiezingen beslissen of de lijst in twee fracties wordt opgesplitst.
De fractiegrootte wordt vastgesteld op basis van het aantal effectieve raadsleden dat voor die fractie de eed heeft afgelegd. Er wordt geen rekening gehouden met een plaatsvervangend raadslid dat wegens een wettelijke verhindering van een ander raadslid de eed heeft afgelegd. Concreet: als het plaatsvervangend raadslid tot een andere fractie behoort dan het raadslid dat hij tijdelijk opvolgt, wordt die voor de fractiegrootte, zoals die tijdens de installatievergadering wordt vastgesteld, niet meegeteld.4
De grootte van de fractie blijft gedurende de volledige bestuursperiode behouden wat de aanduiding van de burgemeester betreft. In andere situaties kan het aantal zetels van een fractie alleen wijzigen als een raadslid dat behoort tot een kartellijst, gedurende de bestuursperiode wordt opgevolgd door een raadslid dat tot de andere fractie van de kartellijst behoort. Een raadslid dat aangeeft in de praktijk als onafhankelijke te zetelen of dat door zijn fractie uit de fractie wordt gezet, heeft geen impact op de fractiegrootte.
3. De verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad
32. De procedure voor de verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad is geregeld in artikel 7 DLB. Op de installatievergadering van de gemeenteraad verkiest de gemeenteraad, nadat de nieuwe raadsleden de eed hebben afgelegd, zijn voorzitter onder de gemeenteraadsleden van Belgische nationaliteit.
3.1. Het verplichte model van de akte van voordracht
33. Voor de voordracht van een kandidaat-voorzitter wordt gebruik gemaakt van model GEM1. De Vlaamse Regering heeft dat model vastgesteld in het besluit van 21 juni 2024. Dat model is verplicht te gebruiken en is op de dag van de verkiezingen vanaf 18 uur te downloaden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
34. Het model bepaalt wat allemaal in de akte moet worden vermeld en somt de ontvankelijkheidsvoorwaarden op.
3.2. De indiening van de akte van voordracht
35. De akte van voordracht (model GEM1) wordt uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur bezorgd5. Een akte die niet tijdig is bezorgd, waarbij geen gebruik is gemaakt van het verplichte model of die te weinig geldige handtekeningen telt, is onontvankelijk (cf. infra rn. 37 e.v.).
36. Er hoeft geen recent uittreksel uit het bevolkingsregister, noch een recent uittreksel uit het strafregister, model 1, bij de akte gevoegd worden. Die documenten zijn al ingediend voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de gemeenteraadsleden. Bij een vervanging tijdens de bestuursperiode moet wel een recent uittreksel uit het bevolkingsregister en een recent uittreksel uit het strafregister, model 1, bij de akte van voordracht voor een kandidaat-voorzitter van de gemeenteraad gevoegd worden.
3.3. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
37. Nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de algemeen directeur de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering.
38. De voorzitter van de installatievergadering controleert de ontvankelijkheid van de akte. Hij gaat de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden na:
(i) het gebruik van het verplichte model GEM1.
Het model van akte van voordracht voor voorzitter van de gemeenteraad, zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering, is verplicht te gebruiken. Alleen de akte met datumstempel, zoals gepubliceerd op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur, kan leiden tot een ontvankelijke akte;
(ii) de tijdige indiening van de akte van voordracht.
De akte moet uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering aan de algemeen directeur zijn bezorgd;
(iii) de kandidaat-voorzitter heeft de Belgische nationaliteit.
Als er een of meer opvolgers op de akte van voordracht zijn vermeld, moet die opvolger pas over de Belgische nationaliteit beschikken op de dag dat die het voorzitterschap van de gemeenteraad overneemt;
(iv) de ondertekeningsvereisten (gesteund door voldoende gemeenteraadsleden).
De akte van voordracht voldoet aan twee ondertekeningsvereisten:
• ondertekend zijn door een meerderheid van de verkozenen;
• ondertekend zijn door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-voorzitter voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen.
Zowel de effectief verkozenen als degenen die als opvolger zijn verkozen, mogen de akte van voordracht ondertekenen. Bij het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht door de voorzitter van de installatievergadering wordt alleen rekening gehouden met de handtekeningen van de gemeenteraadsleden (met andere woorden de verkozenen die op de installatievergadering de eed hebben afgelegd).
Als er een of meer opvolgers op de akte van voordracht zijn vermeld, moeten die opvolgers beschikken over een dubbele meerderheid, zoals dat het geval is voor de effectief voorgedragen voorzitter van de gemeenteraad. Als aan die voorwaarde niet is voldaan, is de akte van voordracht in zijn geheel onontvankelijk.
39. Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen voor hetzelfde mandaat.6 De handtekeningen van de persoon die meer dan één akte van voordracht heeft ondertekend, worden als onbestaand beschouwd in alle akten van voordracht (artikel 7, §2, DLB). De akte zelf wordt daardoor niet ongeldig, maar er moet nagegaan worden of de akte nog ontvankelijk is. Als niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de vereiste dubbele meerderheid, is de akte onontvankelijk. Als aan die voorwaarden wel nog is voldaan, is de akte op dat vlak ontvankelijk.
40. Een verkozene die meer dan één akte van voordracht voor hetzelfde mandaat ondertekent, kan voor de duur van de zittingsperiode van de gemeenteraad niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een gemeenteraadscommissie, voorzitter of lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, noch een dergelijk mandaat waarnemen.
Verkozenen die meer dan één akte van voordracht voor hetzelfde mandaat ondertekenen, kunnen de gemeente ook niet vertegenwoordigen of namens de gemeente een mandaat bekleden of waarnemen in gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Ze kunnen evenmin het OCMW vertegenwoordigen of namens het OCMW een mandaat bekleden of waarnemen in een vereniging of vennootschap als vermeld in deel 3, titel 4, van het DLB, of in andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. Als de verkozene al een dergelijk mandaat bekleedt of waarneemt, vervalt dat van rechtswege (artikel 7, §2, tweede lid, DLB).
Alleen de handtekeningen die geplaatst zijn op de officiële modelakten die verplicht te gebruiken zijn, kunnen gevat worden door de sanctie, vermeld in artikel 7, §2, DLB. Als een raadslid ook een andere akte dan de door de Vlaamse Regering vastgestelde modelakte heeft ondertekend, leidt dat niet tot de voormelde sanctie.
41. Als de akte van voordracht ontvankelijk is, wordt de voorgedragen kandidaat-voorzitter verkozen verklaard. Een akteneming volstaat dan. Er vindt geen stemming plaats. Door de ontvankelijkheidsverklaring van de akte van voordracht is al gebleken dat de kandidaat door een dubbele meerderheid van de gemeenteraadsleden wordt gesteund.
3.4. Geen (ontvankelijke) akte van voordracht op de installatievergadering
42. Als er geen of geen ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering is bezorgd, kiest de gemeenteraad binnen veertien dagen een voorzitter (artikel 7, §4, eerste lid, DLB). De gemeenteraadsleden kunnen daarvoor uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad een gedagtekende akte van voordracht bezorgen aan de algemeen directeur (artikel 7, §4, tweede lid, DLB). Daarvoor wordt gebruikgemaakt van het model GEM2. Dat model is terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur en is verplicht te gebruiken. In het model is de nodige toelichting gegeven bij de ontvankelijkheidsvoorwaarden en bij de situaties waarin model GEM2 gebruikt moet worden.
43. Om ontvankelijk te zijn, moet de akte van voordracht voldoen aan de eerder beschreven ontvankelijkheidsvereisten (cf. supra rn. 38). De enige uitzondering daarop is dat er geen steun moet zijn van een dubbele meerderheid. Het volstaat dat de akte van voordracht is ondertekend door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst zijn verkozen als de voorgedragen kandidaat. Als de lijst waarop de kandidaat-voorzitter voorkomt slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Ook op die akte kan een einddatum en kunnen eventueel een of meer opvolgers worden vermeld (artikel 7, §4, vierde lid, DLB).
Als er een of meer opvolgers op de akte van voordracht zijn vermeld, moeten die opvolgers ook beschikken over de steun van de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen-kandidaat zijn verkozen. Als aan die voorwaarde niet is voldaan, is de akte van voordracht in zijn geheel onontvankelijk.
De verkiezing over de voorgedragen kandidaat of kandidaten gebeurt bij geheime stemming, waarbij de kandidaat-voorzitter een volstrekte meerderheid van de stemmen moet behalen. Als geen enkele kandidaat die volstrekte meerderheid heeft behaald en als meerdere kandidaten zijn voorgedragen, vindt een tweede stemronde plaats. Daarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, verkozen tot voorzitter. Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, wordt de voorgedragen kandidaat van wie de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft behaald, verkozen tot voorzitter (artikel 7, §4, negende lid, DLB).
3.5. De ondeelbaarheid van het mandaat van voorzitter van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn
44. De voorzitter van de gemeenteraad is van rechtswege de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn (artikel 69, eerste lid, DLB). Beide mandaten zijn ondeelbaar, wat inhoudt dat de gevolgen die verbonden zijn aan het mandaat (verval, verhindering, ontslag en afstand), hun uitwerking hebben in beide rechtspersonen (artikel 7, §6 en §9, tweede lid, DLB).
3.6. De opvolging tijdens de zittingsperiode
45. Als er in de oorspronkelijke akte van voordracht al een einddatum en een opvolger voor de voorzitter van de gemeenteraad opgenomen waren, is de voorzitter op die datum van rechtswege ontslagnemend en neemt de opvolger bij het bereiken van die einddatum dat mandaat van rechtswege op.
Als het mandaat eindigt vóór de einddatum die vermeld is in de akte, neemt de opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, ook het mandaat niet opneemt, wordt een nieuwe voorzitter verkozen op basis van een akte van voordracht (model GEM1) die moet worden ondertekend door een dubbele meerderheid.
Als er in de oorspronkelijke akte van voordracht een opvolger is vermeld, maar geen einddatum, wordt er geen rekening gehouden met de vermelde opvolger.
Als er geen opvolger is opgenomen in de initiële akte, moet er ook overgegaan worden tot vervanging via de indiening van een akte van voordracht (model GEM1). Als wordt vastgesteld dat er geen of geen ontvankelijke akte van voordracht is ingediend, volgt een verkiezing op basis van een akte van voordracht (model GEM2). Voor een toelichting over de ontvankelijkheidsvereisten wordt verwezen naar rn. 37 tot en met 43.
46. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat tijdens de bestuursperiode een constructieve motie van wantrouwen wordt aangenomen tegen de voorzitter van de gemeenteraad. In dat geval is de voorzitter tegen wie de motie is gericht, ontslagen. Bij de motie moet een akte van voordracht, model GEM1, zijn gevoegd. Het raadslid dat in een ontvankelijke akte is voorgedragen, wordt dan voorzitter van de gemeenteraad.
4. De verkiezing van de schepenen
47. Nadat de raadsleden de eed hebben afgelegd, worden de schepenen door de gemeenteraadsleden verkozen. De procedure voor de verkiezing van de schepenen is vastgelegd in artikel 42 tot en met 49 van het DLB.
In de randgemeenten en de gemeente Voeren gelden andere bepalingen voor de verkiezing van de schepenen. De verkiezing van de schepenen in die gemeenten wordt besproken in deel 5 (cf. infra rn. 250-253).
4.1. Het aantal schepenen
48. Het DLB bepaalt het minimum- en maximumaantal schepenen:
• naast de burgemeester zijn er minstens twee schepenen (artikel 42, §1, derde lid, DLB);
• het maximumaantal is vastgelegd naar rato van het aantal inwoners van de gemeente (art. 42, §1, eerste en tweede lid, DLB). Dat aantal is voor elke gemeente bij besluit van 26 april 2024 door de Vlaamse Regering vastgelegd7.
49. De gemeenteraad is binnen die grenzen bevoegd om het aantal schepenen vast te stellen via de gezamenlijke akte van voordracht van schepenen (model GEM3). Als er geen of geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht van kandidaat-schepenen is ingediend voor de installatievergadering, beslist de gemeenteraad op de installatievergadering over het aantal te verkiezen schepenen (artikel 43, §3, eerste lid, DLB; cf. infra rn. 67). Dat aantal geldt in principe tot de eerstvolgende verkiezing, maar kan in de loop van de bestuursperiode wijzigen als de gemeenteraad beslist om een opengevallen schepenmandaat niet in te vullen (artikel 49, §1, eerste lid, DLB). Als de gemeenteraad beslist dat opengevallen mandaat niet in te vullen, is die keuze definitief tot aan het einde van de zittingsperiode. Het college van burgemeester en schepenen bestaat dan uit één schepen minder (cf. infra rn. 83 e.v.).
Van de mogelijkheid om een opengevallen schepenmandaat niet in te vullen, kan geen gebruik worden gemaakt als er in de akte van voordracht een kandidaat-opvolger is vermeld (artikel 49, §1, eerste lid, DLB) of als het college van burgemeester en schepenen daardoor niet meer bestaat uit personen van verschillend geslacht (artikel 42, §3, eerste lid, DLB).
50. Het maximumaantal schepenen kan met één worden verhoogd als na de verkiezing van de voorzitter van het BCSD blijkt dat hij nog geen lid was van het college van burgemeester en schepenen. In dat geval wordt de voorzitter van het BCSD van rechtswege als schepen toegevoegd aan het college van burgemeester en schepenen. De voorzitter van het BCSD maakt namelijk altijd deel uit van het college van burgemeester en schepenen (artikel 42, §1, derde lid, DLB).
51. Het college van burgemeester en schepenen van gemeenten die samengevoegd zijn op 1 januari 2019, kan in de bestuursperiode 2024 - 2030 uit één extra schepen bestaan ten opzichte van een gemeente met een gelijkaardig inwonersaantal. Voor gemeenten die worden samengevoegd vanaf 1 januari 2025, kan het college bestaan uit twee extra schepenen (artikel 355 DLB). Die extra schepenen zijn aangegeven in het voormelde besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2024.
4.2. De samenstelling van het college: personen van verschillend geslacht
52. Het college van burgemeester en schepenen moet bestaan uit personen van verschillend geslacht (artikel 42, §3, DLB en artikel 11 bis Grondwet). Aan die verplichting moet voldaan zijn vanaf het ogenblik dat de burgemeester de eed bij de provinciegouverneur heeft afgelegd. Als het college alleen bestaat uit personen van hetzelfde geslacht, is het niet rechtsgeldig samengesteld. In dat geval wordt de laatste door de gemeenteraad verkozen schepen in rang van rechtswege vervangen (artikel 42, §3, tweede lid, DLB). Onder de laatst verkozen schepen in rang wordt bijgevolg niet de voorzitter van het BCSD verstaan die van rechtswege aan het college is toegevoegd.
Die laatst verkozen schepen in rang wordt vervangen door het op dezelfde lijst verkozen gemeenteraadslid van het andere geslacht met de meeste naamstemmen. Als verschillende raadsleden van het andere geslacht een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, krijgt het raadslid dat de hoogste plaats op de lijst bekleedt, voorrang onder die raadsleden. Als er geen verkozen gemeenteraadsleden van het andere geslacht op die lijst voorkomen, wordt de schepen automatisch vervangen door de eerste opvolger van het andere geslacht op die lijst.
Als de laatst verkozen schepen in rang bij de gemeenteraadsverkiezingen verkozen is op een lijst die maar één kandidaat bevat, wordt de voorlaatste schepen in rang vervangen. Als ook die verkozen is op een lijst met maar één kandidaat, wordt de derde laatste schepen in rang vervangen enzovoort (artikel 42, §3, derde lid, DLB).
4.3. Het verplichte model van de (gezamenlijke) akte van voordracht
53. Voor de gezamenlijke voordracht van kandidaat-schepenen wordt model GEM3 verplicht gebruikt. De Vlaamse Regering heeft dat model vastgelegd bij het besluit van 21 juni 2024. Het model is op de dag van de verkiezingen vanaf 18 uur te downloaden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
54. Het model bepaalt wat allemaal in de akte moet worden vermeld en wat de ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn. In het model is daarbij de nodige toelichting gegeven.
4.4. De indiening van de akte van voordracht
55. De akte van voordracht (model GEM3) wordt ondertekend met naleving van het initiatiefrecht. De akte van voordracht moet uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur zijn bezorgd. De algemeen directeur bezorgt een afschrift van de akte aan de burgemeester.8
56. Er hoeft geen recent uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister, noch een recent uittreksel uit het strafregister, model 1, bij de akte gevoegd worden. Die documenten zijn al ingediend voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de gemeenteraadsleden. Bij een vervanging tijdens de bestuursperiode moet wel een recent uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister en een recent uittreksel uit het strafregister, model 1, bij de akte van voordracht voor een kandidaat-schepen gevoegd worden.
4.5. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de gezamenlijke akte van voordracht
57. Nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de algemeen directeur de gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-schepenen aan de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter van de gemeenteraad controleert de ontvankelijkheid van de akte.
58. Hieronder worden de ontvankelijkheidsvoorwaarden voor een gezamenlijke akte van voordracht opgesomd:
(i) het gebruik van het verplichte model.
59. Het model van de gezamenlijke akte van voordracht voor kandidaat-schepenen (model GEM3), zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering, is verplicht te gebruiken. Alleen de akte met datumstempel, zoals gepubliceerd op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur, kan leiden tot een ontvankelijke akte.
(ii) de tijdige indiening van de akte van voordracht.
60. De akte moet uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering aan de algemeen directeur zijn bezorgd.
(iii) de ondertekeningsvereisten.
61. De gezamenlijke akte van voordracht moet voldoen aan twee ondertekeningsvereisten:
• ondertekend zijn door een meerderheid van de verkozenen;
• ondertekend zijn door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-schepen voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen.
62. Opgelet: zowel de effectief verkozenen als degenen die als opvolger zijn verkozen, mogen de akte van voordracht ondertekenen. Bij het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht wordt alleen rekening gehouden met de handtekeningen van de gemeenteraadsleden (met andere woorden de verkozenen die op de installatievergadering de eed hebben afgelegd).
63. De verbodsbepaling voor wie meer dan één akte van voordracht ondertekent, is van toepassing. Zie daarvoor de toelichting bij rn. 39 en 40.
(iv) ingediend met respect voor het initiatiefrecht.
64. De vereiste van ‘indiening met respect voor het initiatiefrecht’ betekent dat een akte alleen ontvankelijk kan zijn als ze is ingediend door de persoon die op dat moment het initiatiefrecht had (cf. supra rn. 8).
De voorzitter van de gemeenteraad moet nagaan op welke datum de gezamenlijke akte van voordracht is ingediend. De voorzitter controleert dat op basis van de datum waarop de algemeen directeur de akte voor ontvangst heeft ondertekend. Op het verplicht te gebruiken model van de akte van voordracht voor de schepenen (model GEM3) noteert de algemeen directeur bij de ontvangst van de akte welke verkozene op dat moment het initiatiefrecht uitoefende. Op die manier is de voorzitter ervan op de hoogte wie op het moment van de indiening van de akte het initiatiefrecht had.
De voorzitter controleert naast het moment van indiening ook het moment van ondertekening van de akte. De gezamenlijke akte van voordracht mag niet ondertekend zijn voordat of nadat een van de lijsten die de akte ondertekende, het initiatiefrecht had. Zo kan bijvoorbeeld op de avond van de verkiezingen een akte van voordracht niet worden ondertekend omdat op dat moment het initiatiefrecht nog aan niemand is toegewezen. De bewijslast bij niet-naleving berust bij degene die het aanbrengt. De uiteindelijke beoordeling komt in geval van betwisting toe aan de Raad voor Verkiezingsbetwistingen en in beroep aan de Raad van State.
65. Als de akte van voordracht ontvankelijk is, worden de voorgedragen kandidaat-schepenen verkozen verklaard zonder dat daarover een stemming is. Door de verkiezing is het aantal schepenen vastgelegd tot de eerstvolgende vernieuwing van de gemeenteraad, tenzij de gemeenteraad in de loop van de bestuursperiode beslist om overeenkomstig artikel 49 DLB een opengevallen schepenmandaat niet in te vullen.
66. De schepenen zijn in principe verkozen voor de volledige bestuursperiode. Er kan in de akte van voordracht worden aangegeven dat de voorgedragen kandidaat-schepen het ambt van schepen niet gedurende de volledige termijn van zes jaar zal uitoefenen. In dat geval wordt op de akte van voordracht de einddatum van het mandaat vermeld. In de akte kan dan al de naam van de kandidaat of kandidaten worden vermeld die de schepen achtereenvolgens zal of zullen opvolgen voor de resterende duurtijd van het mandaat, hoewel dat geen verplichting is.
Het is bijgevolg mogelijk dat een einddatum in de akte wordt vermeld zonder dat er een naam van een opvolger is aangegeven. Als er een einddatum op de akte van voordracht is vermeld, is de betrokken schepen bij het bereiken van die einddatum van rechtswege ontslagnemend. Als ook de naam van de opvolger op de akte van voordracht is vermeld, wordt die persoon van rechtswege schepen. De gemeenteraad kan in dat geval niet beslissen om het mandaat niet in te vullen. Als er geen naam van een opvolger is vermeld, maar wel een einddatum, kan de gemeenteraad beslissen om het mandaat niet in te vullen (artikel 49, §1, eerste lid, DLB). Als de raad het mandaat wel wil invullen, moet er een nieuwe akte van voordracht (model GEM5) worden ingediend.
Als er twee of meer opvolgers worden vermeld, moeten ook twee of meer einddata worden ingevuld. Het is niet mogelijk dat er een naam van een opvolger is opgenomen zonder dat er een einddatum is vermeld. In dat geval is de voordracht van de opvolger ongeldig.
4.6. Geen of geen ontvankelijke akte van voordracht op de installatievergadering
67. Als er geen of geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht wordt voorgelegd, beslist de gemeenteraad op de installatievergadering over het aantal te verkiezen schepenen en worden de schepenen binnen veertien dagen afzonderlijk verkozen onder de gemeenteraadsleden. De gemeenteraadsleden kunnen daarvoor kandidaat-schepenen voordragen. Per schepenmandaat wordt uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad een akte van voordracht aan de algemeen directeur bezorgd (artikel 43, §3, DLB). Die akte moet ondertekend zijn door de meerderheid van de verkozenen van de lijst die de kandidaat voordraagt.
68. Het model van de akte van voordracht voor de individuele verkiezing van een schepen, model GEM4, is vastgelegd door de Vlaamse Regering bij het besluit van 21 juni 2024. Het model is verplicht te gebruiken en te downloaden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
69. Om ontvankelijk te zijn, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
(i) het gebruik van het verplichte model.
70. Er moet gebruikgemaakt worden van het model van akte van voordracht voor een kandidaat-schepen (GEM4), zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering en met datumstempel ter beschikking gesteld op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
(ii) de tijdige indiening van de akte van voordracht.
71. De akte moet uiterlijk drie dagen voor de vergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur zijn bezorgd.
(iii) de ondertekeningsvereisten (gesteund door voldoende gemeenteraadsleden).
72. De akte moet ondertekend zijn door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst zijn verkozen als de voorgedragen kandidaat. De handtekening van een van de twee verkozenen van de lijst volstaat als de lijst van de kandidaat-schepenen maar twee verkozenen telt.
73. De verbodsbepaling voor wie meer dan één akte van voordracht ondertekent, is van toepassing. Zie voor de gevolgen daarvan de toelichting in rn. 39-40.
74. De akte van voordracht kan, onder dezelfde voorwaarden als bij een gezamenlijke voordracht van de kandidaat-schepenen, een einddatum van het mandaat en eventueel de naam of namen van een of meer opvolgers vermelden (cf. supra rn. 66).
75. Als er niet voldoende kandidaten schriftelijk voorgedragen worden om het college van burgemeester en schepenen volledig samen te stellen, kunnen kandidaten mondeling op de zitting worden voorgedragen. Een kandidaat die op de zitting wordt voorgedragen als kandidaat-schepen, moet gesteund worden door een meerderheid van de gemeenteraadsleden die op dezelfde lijst zijn verkozen als de voorgedragen kandidaat. De voorzitter van de gemeenteraad moet nagaan of die voorwaarde vervuld is.
76. De schepenen worden verkozen bij geheime stemming, door evenveel afzonderlijke stemmingen als er schepenen te verkiezen zijn. De kandidaat die de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen.
Als geen enkele kandidaat die volstrekte meerderheid heeft behaald en als meerdere kandidaten zijn voorgedragen, vindt een tweede stemronde plaats. Daarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot schepen. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, verkozen tot schepen. Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat van wie de lijst bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste stemmen heeft behaald, verkozen (artikel 43, §3, zesde en zevende lid, DLB).
4.7. De eedaflegging van de schepenen
77. Voor ze hun mandaat aanvaarden, leggen de schepenen in openbare vergadering van de gemeenteraad de volgende eed af in handen van de voorzitter van de gemeenteraad: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.” De schepen die de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt geacht het schepenmandaat niet te aanvaarden (artikel 44 DLB).
78. Als er een schepenmandaat openvalt en de gemeenteraad het opengevallen schepenmandaat wil invullen, kan de voorgedragen schepen op voorhand, dat wil zeggen voor de ingangsdatum van het mandaat, de eed al afleggen. De voorwaarde daarvoor is dat de akte van voordracht voor die schepen ontvankelijk is verklaard en dat de effectieve opname van het mandaat binnen afzienbare tijd ligt. Dat geldt uiteraard ook voor de opvolger die vermeld wordt op de akte van voordracht en die van rechtswege de schepen zal opvolgen.
79. Een gemeenteraadslid dat geschorst is door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, bevindt zich in een situatie van wettelijke verhindering (artikel 12, 5°, DLB). Na zijn eedaflegging gaat zijn verhindering in (cf. supra rn. 29). Het verhinderde raadslid kan wel nog verkozen worden als schepen en kan daarvoor de eed nog afleggen ook al is die op dat moment verhinderd (artikel 6 , §3, derde, lid DLB).
4.8. De rangorde van de schepenen
80. De rang van de schepenen wordt bepaald door de rangorde op de gezamenlijke akte van voordracht (model GEM3). Als de schepenen individueel worden verkozen (cf. supra rn. 67 e.v.), wordt de rang bepaald door de volgorde van de stemmingen. De voorzitter van het BCSD, die op het moment van zijn verkiezing nog geen lid was van het college, neemt de laatste rang in (artikel 42, §1, derde lid, DLB). Die schepen is dan de van rechtswege toegevoegde schepen (artikel 43, §4, DLB). De burgemeester neemt altijd de hoogste rang in het college van burgemeester en schepenen in.
81. In geval van opvolging tijdens de bestuursperiode neemt een nieuwe schepen in principe in volgorde van verkiezing zijn rang in. Als voor de opvolging van een schepen een nieuwe akte van voordracht moet worden ingediend, kan in bepaalde situaties in de akte worden opgenomen dat de nieuw te verkiezen schepen de rang inneemt van degene die vervangen wordt (artikel 49, §1, negende, lid DLB).
82. Van de rangorde kan gedurende de bestuursperiode worden afgeweken. De gemeenteraad kan de rangorde van de schepenen wijzigen, inclusief de rang van de van rechtswege toegevoegde schepen die voorzitter is van het BCSD (artikel 43, §4, DLB). In elk geval blijft de burgemeester de hoogste in rang in het college van burgemeester en schepenen.
4.9. De opvolging van een schepen tijdens de zittingsperiode
83. Er kunnen zich verschillende scenario’s voordoen in het kader van de opvolging van een schepen tijdens de zittingsperiode. De scenario’s worden hieronder toegelicht. In de eerste twee scenario’s gaat het om een definitieve vervanging; in de laatste twee scenario’s gaat het om een tijdelijke vervanging omdat de schepen verhinderd is.
Scenario 1: opvolging als vermeld in de akte van voordracht
84. Als in de akte van voordracht een einddatum en een opvolger is vermeld, neemt de opvolger van rechtswege het mandaat op (cf. supra rn. 66). De voorwaarde daarvoor is dat de in de akte vermelde opvolger nog aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoet. In dat geval is de akte van voordracht bindend en kan de gemeenteraad niet beslissen om het opengevallen schepenmandaat niet in te vullen (artikel 43 en 49 DLB).
Scenario 2: er is geen (batige) opvolger vermeld in de akte van voordracht
85. Als er geen opvolger is vermeld of als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, bezit de gemeenteraad de mogelijkheid om het opengevallen mandaat niet in te vullen. Van die mogelijkheid kan niet gebruikgemaakt worden als daardoor het college van burgemeester en schepenen niet meer bestaat uit personen van verschillend geslacht of als er daardoor minder dan twee schepenen zijn (artikel 42, §3, eerste lid, DLB).
86. Als de gemeenteraad beslist het opengevallen mandaat niet in te vullen, is die keuze definitief tot aan het einde van de zittingsperiode. Het college van burgemeester en schepenen zal dan bestaan uit een schepen minder.
87. Als de gemeenteraad het mandaat wel wil invullen, wordt binnen twee maanden na het openvallen van het mandaat een nieuwe schepen verkozen overeenkomstig artikel 49 DLB op basis van een akte van voordracht van kandidaat-schepen (model GEM5 voor één schepen of model GEM3 voor twee schepenen als er gelijktijdig twee mandaten zijn opengevallen). Die akte van voordracht kan opnieuw een einddatum vermelden en een of meer opvolgers. De modellen van akte van voordracht zijn verplicht te gebruiken. Als de gemeenteraad binnen twee maanden geen nieuwe schepen heeft verkozen, kan de schepen worden verkozen via een individuele akte van voordracht overeenkomstig artikel 43, §3, DLB (artikel 49, §1, tiende lid, DLB). In dat geval wordt model GEM4 gebruikt.
88. Overeenkomstig artikel 49, §1, DLB kan elk gemeenteraadslid maar één akte van voordracht ondertekenen per schepenmandaat. De overtreding van dat verbod wordt bestraft overeenkomstig artikel 7, §2, DLB (zie voor een toelichting rn. 39-40).
Scenario 3: vervanging wegens een van rechtswege decretale verhinderingsgrond
89. Er zijn een aantal gronden waardoor een schepen van rechtswege verhinderd is om zijn schepenmandaat uit te oefenen. In artikel 49, §1, eerste lid, DLB is opgenomen dat de gemeenteraad een opengevallen schepenmandaat kan invullen als de schepen als verhinderd wordt beschouwd. De ‘als verhinderd wordt beschouwd’ in dit lid moet begrepen worden als de verhinderingsgronden van rechtswege.
90. De verhinderingsgronden van rechtswege zijn de volgende:
(i) de schepen die lid is van de federale of Vlaamse Regerering of lid is van de Europese Commissie (art. 47, 1° DLB);
(ii) de schepen die lid is van de deputatie van de provincieraad of lid is van het college ingesteld bij artikel 83quinquies van de Bijzondere wet m.b.t. de Brusselse instellingen (art. 47, 2° DLB);
(iii) de schepen die tot nieuwe burgemeester wordt benoemd in geval van verhindering of schorsing van de burgemeester als vermeld in artikel 62 DLB (art. 47, 6° DLB)
(iv) de schepen die om medische redenen afwezig blijft en niet in staat is om een schriftelijk verzoek voor vervanging aan de voorzitter van de gemeenteraad te richten (artikel 47, 4° DLB (gedeeltelijk)). De schepen is in dit geval van rechtswege verhinderd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft;
(v) de schepen die als raadslid geschorst is op grond van artikel 199 van het LPKD (art. 47, 8° DLB).
91. Als er een schepenmandaat openvalt doordat een schepen van rechtswege verhinderd is, kan de gemeenteraad beslissen om dat mandaat niet in te vullen (tenzij het college dan niet meer rechtsgeldig is samengesteld). Er wordt dan tot aan de terugkomst van de verhinderde schepen met een schepen minder gewerkt.
De gemeenteraad kan ook overgaan tot de vervanging van de van rechtswege verhinderde schepen. Die vervanging moet worden geregeld met een akte van voordracht (model GEM5) (artikel 49, §1, DLB).
Scenario 4: vervanging wegens een facultatieve decretale verhinderingsgrond
92. Er zijn een aantal gevallen waarin een schepen zich kan laten verhinderen, maar daartoe niet verplicht is. De facultatieve verhinderingsgronden zijn situaties waarin een schepen:
(i) het mandaat uitoefent van federaal, Vlaams of Europees Parlementslid (artikel 47, 3°, DLB);
(ii) om medische redenen, om studieredenen of wegens een verblijf in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet aanwezig kan zijn en daarvoor een verzoek om vervanging richt aan de voorzitter van de gemeenteraad (artikel 47, 4° DLB (gedeeltelijk));
(iii) ouderschapsverlof wil nemen wegens de geboorte of adoptie van een kind (artikel 47, 5°, DLB);
(iv) palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid wil nemen gedurende minimaal twaalf weken (artikel 47, 7°, DLB);
(v) het mandaat uitoefent van voorzitter van een federaal, Vlaams of Europees Parlement (artikel 47, 9°, DLB).
93. Als de schepen om zijn vervanging vraagt, is de gemeenteraad verplicht om in de vervanging te voorzien. De vervanging moet geregeld worden met een akte van voordracht (model GEM5). Dat model is op straffe van onontvankelijkheid verplicht te gebruiken.
4.10. De ondeelbaarheid van het mandaat van schepen en lid van het vast bureau
94. De burgemeester en de schepenen zijn van rechtswege respectievelijk de voorzitter en de leden van het vast bureau (artikel 79 DLB). De mandaten zijn ondeelbaar, wat inhoudt dat de gevolgen die verbonden zijn aan het mandaat (verval, verhindering, ontslag en afstand, maar ook schorsing en afzetting), hun uitwerking hebben in beide rechtspersonen (artikel 49, §3, en artikel 81, tweede lid, DLB).
5. De aanduiding en benoeming van de burgemeester
95. Het decreet van 16 juli 2021 ter versterking van de lokale democratie voorziet in een nieuwe regeling voor de aanduiding van de burgemeester. Er wordt niet langer gewerkt met een akte van voordracht voor een burgemeester. De verkozenen voor de gemeenteraad hebben niet langer de mogelijkheid om zelf een verkozene als burgemeester voor te dragen. De burgemeester wordt op semiautomatische wijze aangeduid en benoemd (artikel 58 tot en met 62 DLB).
Volgens de nieuwe regeling is er eerst een aangewezen-burgemeester. Pas na de eedaflegging van de aangewezen-burgemeester kan het benoemingsproces worden opgestart (cf. infra rn. 115 e.v.). Tot aan de eedaflegging van de aangewezen-burgemeester blijft de uittredende burgemeester in functie.
5.1. Wie wordt aangeduid en benoemd tot burgemeester?
96. Om te bepalen wie burgemeester wordt, geldt als algemene regel dat de verkozene van Belgische nationaliteit met de meeste naamstemmen die behoort tot de grootste fractie van de coalitie burgemeester wordt.
97. De volgende situaties kunnen zich voordoen bij de aanduiding van de burgemeester.
Situatie 1: algemene regel
98. De gemeenteraad bestaat uit 23 leden en is na het onderzoek van de geloofsbrieven van de verkozenen als volgt samengesteld:
fractienaam |
fractie A |
fractie B |
fractie C |
fractie D |
fractie E |
aantal zetels |
8 |
6 |
5 |
3 |
1 |
deel van de meerderheid |
Ja |
ja |
nee |
nee |
nee |
Fractie A en B vormen samen de meerderheid. Fractie A heeft het hoogste aantal zetels in de gemeenteraad. De verkozene van fractie A met het hoogste aantal naamstemmen en met de Belgische nationaliteit wordt de aangewezen-burgemeester.
Situatie 2: twee of meer coalitiefracties hebben een gelijk aantal zetels
99. De gemeenteraad bestaat uit 23 leden en is na het onderzoek van de geloofsbrieven van de verkozenen als volgt samengesteld:
fractienaam |
fractie A |
fractie B |
fractie C |
fractie D |
fractie E |
aantal zetels |
6 |
5 |
5 |
4 |
3 |
stemcijfer |
700 |
620 |
600 |
450 |
380 |
deel van de meerderheid |
nee |
Ja |
ja |
ja |
nee |
Fractie B, C en D vormen samen de meerderheid. Zowel fractie B als fractie C heeft het meeste aantal zetels (5) in de meerderheid. Als er twee of meer coalitiefracties zijn met het hoogste aantal zetels, wordt gekeken naar het stemcijfer van de lijst. De verkozene voor de gemeenteraad die (i) de meeste naamstemmen heeft behaald, (ii) behoort tot de coalitiefractie waarvan de lijst het hoogste stemcijfer heeft behaald (in dit voorbeeld fractie B) en (iii) de Belgische nationaliteit bezit, wordt de aangewezen-burgemeester.
Situatie 3: de coalitiefracties met het hoogste aantal zetels behoren tot dezelfde lijst en hebben een gelijk aantal zetels
100. De gemeenteraad bestaat uit 23 leden en is na het onderzoek van de geloofsbrieven van de verkozenen als volgt samengesteld:
fractienaam |
fractie A |
fractie B |
fractie C |
fractie D |
fractie E |
aantal zetels |
6 |
5 |
5 |
4 |
3 |
deel van de meerderheid |
nee |
Ja |
ja |
ja |
nee |
Fractie B, C en D vormen samen de meerderheid. Zowel fractie B als fractie C heeft het meeste aantal zetels (5) in de meerderheid. Als er twee of meer coalitiefracties zijn met het hoogste aantal zetels, wordt gekeken naar het stemcijfer van de lijst (zie scenario 2). Fractie B en fractie C zijn als kartellijst opgekomen bij de verkiezingen, maar hebben in de akte van voordracht van kandidaten aangegeven te splitsen in twee fracties. In dat geval behoort zowel fractie B als fractie C tot de lijst met het hoogste stemcijfer. De verkozene voor de gemeenteraad die op de kartellijst de meeste naamstemmen heeft behaald en de Belgische nationaliteit bezit, wordt de aangewezen-burgemeester.
Situatie 4: twee verkozenen van de grootste fractie hebben een gelijk aantal hoogste naamstemmen
101. De gemeenteraad bestaat uit 23 leden en is na het onderzoek van de geloofsbrieven van de verkozenen als volgt samengesteld:
fractienaam |
fractie A |
fractie B |
fractie C |
fractie D |
fractie E |
aantal zetels |
8 |
6 |
5 |
3 |
1 |
deel van de meerderheid |
ja |
Ja |
nee |
nee |
nee |
Fractie A en B vormen samen de meerderheid. Fractie A heeft het hoogste aantal zetels in de gemeenteraad. Er zijn binnen fractie A twee verkozenen van Belgische nationaliteit met een identiek aantal hoogste naamstemmen. De verkozene die van beide verkozenen met een identiek aantal hoogste naamstemmen als hoogste gerangschikt stond op de kandidatenlijst, wordt de aangewezen-burgemeester.
Situatie 5: verkiezing zonder stemming
102. Het is mogelijk dat er voor de installatie van de gemeenteraad geen verkiezing moet worden georganiseerd. Dat is het geval als er maar zoveel kandidaten als te verdelen zetels zijn. De persoon die het hoogst gerangschikt stond op de lijst met het hoogste aantal zetels, wordt de aangewezen-burgemeester.
Situatie 6: de verkozene met de meeste naamstemmen van de grootste coalitiefractie wil het mandaat niet opnemen
103. Als de verkozene die volgens de algemene regel burgemeester zou worden, het mandaat niet wil opnemen, is er voorzien in een dwingende vervangingsregeling. In dat geval wordt de verkozene met het tweede meeste naamstemmen van de grootste coalitiefractie de aangewezen-burgemeester. Die regeling wordt verder toegepast tot een verkozene het mandaat van (aangewezen-) burgemeester aanvaardt.
Er zijn geen specifieke vormvereisten opgenomen voor een afstand van mandaat van (aangewezen-) burgemeester. De definitieve afstand zal in elk geval blijken door het niet-afleggen van de eed als aangewezen-burgemeester. Voor de goede orde is het aanbevolen dat een eventuele afstand op voorhand schriftelijk wordt meegedeeld aan de algemeen directeur, om verrassingen tijdens de vergadering te vermijden. Op de vergadering kan de afstand nog mondeling worden bevestigd en genotuleerd.
Situatie 7: de verkozene met de meeste naamstemmen van de grootste coalitiefractie bezit niet de Belgische nationaliteit
104. De burgemeester moet in elk geval de Belgische nationaliteit bezitten (artikel 13 Nieuwe Gemeentewet en artikel 58 DLB). Als de verkozene met de meeste naamstemmen van de grootste coalitiefractie de Belgische nationaliteit niet bezit, kan die verkozene geen aangewezen-burgemeester worden. In dat geval moet gekeken worden welke verkozene van de grootste coalitiefractie de meeste naamstemmen heeft en de Belgische nationaliteit bezit.
Situatie 8: de aangewezen-burgemeester bevindt zich in een toestand van wettelijke verhindering
105. Als na de eedaflegging als aangewezen-burgemeester blijkt dat deze verkozene lid is van een regering of de deputatie, dan kan deze verkozene niet als aangewezen-burgemeester de bevoegdheden uitoefenen. Deze verkozene zal dan titelvoerend aangewezen-burgemeester zijn. In dit geval zal de verkozene met het tweede meeste naamstemmen van de grootste coalitiefractie de eed afleggen als waarnemend aangewezen-burgemeester.
Die situatie kan zich voordoen als de verkozene met de meeste naamstemmen van de grootste coalitiefractie bijvoorbeeld minister in de Vlaamse Regering is. In dat geval bestaat er een wettelijke verhindering. Om ervoor te zorgen dat de verkozene met de meeste naamstemmen op het einde van de wettelijke verhindering het mandaat als burgemeester weer kan opnemen, is het van belang dat hij op de installatievergadering als aangewezen-burgemeester de eed aflegt. Pas na de eedaflegging bevindt hij zich daadwerkelijk in de situatie van wettelijke verhindering en kan de gemeenteraad die situatie van wettelijke verhindering vaststellen. Na de vaststelling van de wettelijke verhindering door de gemeenteraad zal de verkozene met het tweede meeste naamstemmen van de grootste coalitiefractie de eed afleggen als waarnemend aangewezen-burgemeester. De waarnemend aangewezen-burgemeester oefent alle functies uit die aan de burgemeester worden toevertrouwd.
106. Na de eedaflegging van de waarnemend aangewezen-burgemeester, bezorgen zowel de titelvoerend aangewezen-burgemeester als de waarnemend aangewezen-burgemeester de nodige documenten (cf. infra rn. 115 e.v.) aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan dan overgaan tot benoeming van de titelvoerend burgemeester en de waarnemend burgemeester.
Let op: de term titelvoerend kan alleen gebruikt worden voor het mandaat van burgemeester en niet voor een ander mandaat.
Situatie 9: de aangewezen-burgemeester is als raadslid geschorst door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State
107. Als het raadslid dat verhinderd is wegens een schorsing door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State, degene met het meeste naamstemmen is en behoort tot de grootste coalitiefractie, kan dat raadslid de eed als aangewezen-burgemeester afleggen, ook al is hij op dat moment verhinderd. Zo kan de verkozene met de meeste naamstemmen op het einde van de wettelijke verhindering het mandaat van burgemeester weer opnemen. Om die reden is het van belang dat hij op de installatievergadering als aangewezen-burgemeester de eed aflegt. De verhindering wegens de schorsing betekent wel dat hij het mandaat van aangewezen-burgemeester nog niet kan uitoefenen (artikel 47, 8° in samenhang gelezen met artikel 60 DLB). Na de vaststelling van de wettelijke verhindering door de gemeenteraad zal de verkozene met het tweede meeste naamstemmen van de grootste coalitiefractie de eed afleggen als waarnemend aangewezen-burgemeester. De waarnemend aangewezen-burgemeester oefent alle functies uit die aan de burgemeester worden toevertrouwd.
108. Na de eedaflegging van de waarnemend aangewezen-burgemeester bezorgt het lokaal bestuur de nodige documenten (cf. infra rn. 115 e.v.) aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering kan dan overgaan tot benoeming van de burgemeester.
5.2. Wie is de grootste coalitiefractie?
109. Tot de eerstvolgende vernieuwing van de gemeenteraad wordt een fractie geacht hetzelfde aantal leden te behouden wat betreft het gewicht van de fracties en de daaruit volgende benoeming van de burgemeester. Een gemeenteraadslid dat feitelijk als onafhankelijke gaat zetelen, blijft juridisch behoren tot de fractie waarvoor hij verkozen werd. Het aantal zetels, zoals vastgelegd op de installatievergadering, blijft gedurende de volledige bestuursperiode bevroren voor de aanduiding van de burgemeester.9
110. Om te bepalen wie burgemeester wordt, is vereist dat de samenstelling van het college van burgemeester en schepenen gekend is. De samenstelling van het college blijkt uit de verkiezing van de schepenen en uit de verkiezing van de voorzitter van het BCSD. Om zeker te zijn welke fracties deel uitmaken van de meerderheid moeten alle schepenen en de voorzitter van het BCSD al verkozen zijn en hun eed hebben afgelegd. Hierna worden twee situaties toegelicht op welk moment bepaald kan worden wie de grootste coalitiefractie is.
Situatie 1: ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht voor schepenen en ontvankelijke akte van voordracht voor de voorzitter van het BCSD op de installatievergadering
111. Als er een ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht is ingediend voor de installatievergadering, worden de schepenen verkozen tijdens de installatievergadering van de gemeenteraad. Na de verkiezing en eedaflegging van de schepenen schorst de voorzitter de zitting van de gemeenteraad (cf. supra rn. 18). Vervolgens opent de voorzitter de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn. Op de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt de voorzitter van het BCSD verkozen. Pas op het moment van de eedaflegging van de voorzitter van het BCSD bestaat zekerheid over de definitieve samenstelling van de fracties in het college van burgemeester en schepenen. Om die reden kan pas daarna worden overgegaan tot de aanduiding van de aangewezen-burgemeester in de gemeenteraad.
Situatie 2: geen (ontvankelijke) gezamenlijke akte van voordracht voor schepenen op de installatievergadering of geen (ontvankelijke) akte van voordracht voor de voorzitter van het BCSD
112. Als er geen of geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht is ingediend voor de installatievergadering, beslist de gemeenteraad op de installatievergadering over het aantal te verkiezen schepenen en worden de schepenen binnen veertien dagen afzonderlijk verkozen onder de gemeenteraadsleden (cf. supra rn. 67 e.v.).
Aangezien er op de installatievergadering nog geen schepenen verkozen zijn, kan nog niet worden overgegaan tot de aanduiding van de aangewezen-burgemeester, ongeacht of er een voorzitter van het BCSD is verkozen op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad. De uittredende burgemeester blijft zijn mandaat voorlopig uitoefenen. Dat is ook het geval als er wel een ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht voor schepenen was, maar er nog geen voorzitter van het BCSD verkozen is.
Na de individuele verkiezing van de schepenen op de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad na de installatievergadering en eventueel na de individuele verkiezing van de voorzitter van het BCSD als op de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn geen of geen ontvankelijke akte was ingediend (cf. infra rn. 183), is pas duidelijk welke fractie de grootste meerderheidsfractie is. Na die vaststelling is de identiteit van de aangewezen-burgemeester gekend en kan die de eed afleggen als aangewezen-burgemeester.
5.3. De eedaflegging van de aangewezen-burgemeester
113. Het raadslid van Belgische nationaliteit met de meeste naamstemmen die behoort tot de grootste coalitiefractie, draagt de titel van aangewezen-burgemeester. Dat raadslid legt als aangewezen-burgemeester de volgende eed af in handen van de voorzitter van de gemeenteraad:
“Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.”
Als de aangewezen-burgemeester zelf voorzitter van de gemeenteraad is, legt hij de eed af in handen van het oudste gemeenteraadslid.
Als het raadslid weigert de eed af te leggen als aangewezen-burgemeester of als die, nadat hij daarvoor uitdrukkelijk is opgeroepen, zonder geldige reden afwezig is op de eerstvolgende vergadering, wordt hij geacht zowel het ambt van aangewezen-burgemeester als het burgemeestersmandaat niet te aanvaarden. Daarna wordt de procedure voor de aanduiding van de burgemeester opnieuw doorlopen.
De aangewezen-burgemeester oefent alle functies uit die aan de burgemeester worden toevertrouwd.
5.4. De gevolgen voor het schepenmandaat?
114. Als het raadslid dat als aangewezen-burgemeester de eed heeft afgelegd, ook als schepen verkozen is, wordt hij niet meteen als schepen vervangen (artikel 58, §1, derde lid, DLB). Die vervanging kan pas plaatsvinden als de aangewezen-burgemeester effectief benoemd wordt door de Vlaamse Regering en zijn eed heeft afgelegd als burgemeester.
5.5. De benoeming van de burgemeester
5.5.1. Onderzoek naar de aangewezen-burgemeester
115. De gemeenteraad brengt de Vlaamse Regering op de hoogte van de eedaflegging van de aangewezen-burgemeester. Bij de kennisgeving worden volgende documenten gevoegd:
(i) een recent uittreksel uit het bevolkingsregister. Dat geldt als een getuigschrift van inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente van de aangewezen-burgemeester;
(ii) een recent bewijs van goed zedelijk gedrag van de aangewezen-burgemeester door middel van een recent uittreksel uit het strafregister, model 110;
(iii) een verklaring op eer zich niet te bevinden in een van de gevallen van onverenigbaarheid.
116. Vanaf de kennisgeving en ontvangst van de nodige stukken kan de Vlaamse Regering het benoemingsproces opstarten.
De provinciegouverneur zal in opdracht van de Vlaamse Regering het advies inwinnen van de procureur-generaal bij het hof van beroep van het rechtsgebied waarin de gemeente ligt. In dat advies moet minstens vermeld worden of er een informatie- of onderzoeksprocedure of gerechtelijke vervolgingen ten laste van de aangewezen-burgemeester hangend zijn.
Als er sprake is van een informatie- of onderzoeksprocedure of gerechtelijke vervolging, en het advies van de procureur-generaal bij het hof van beroep te weinig preciseringen geeft over de ten laste gelegde feiten of over de ernst van een ingediende klacht, vraagt de provinciegouverneur aanvullende inlichtingen aan het parket.
117. Na de ontvangst van het advies en eventuele aanvullende inlichtingen van de procureur-generaal brengt de provinciegouverneur aan de minister een advies uit over de geschiktheid van de aangewezen-burgemeester om het ambt van burgemeester te vervullen. De provinciegouverneur geeft een persoonlijke visie over de aangewezen-burgemeester. Belangrijk daarbij is het oordeel van de provinciegouverneur over de bekwaamheden en morele kwaliteiten van de aangewezen-burgemeester die nodig zijn voor een correcte uitoefening van het ambt van burgemeester.
Bij het uitbrengen van een advies houdt de provinciegouverneur bovendien rekening met de mogelijkheid die is ingeschreven in artikel 156 DLB, waarbij aan de Vlaamse Regering de bevoegdheid gegeven wordt om aan de burgemeester tuchtsancties op te leggen wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid. De provinciegouverneur moet dus nagaan of de aangewezen-burgemeester geen handelingen heeft gesteld die eventueel aanleiding kunnen geven tot het opleggen van een tuchtsanctie en die een eventuele benoeming in de weg kunnen staan.
Zo zal bijvoorbeeld een strafrechtelijke veroordeling van een kandidaat voor een overtreding die op geen enkele wijze een goed en efficiënt bestuur van de gemeente in het gedrang kan brengen, geen aanleiding geven tot een negatief advies (bijvoorbeeld een verkeersovertreding zonder samenhangend misdrijf). Als onbetwistbaar vaststaat (hetzij gezien het gerechtelijke verleden van de aangewezen-burgemeester, hetzij gezien bepaalde vervolgingen, hetzij gezien een vroeger optreden als hoofd van de politie) dat de aangewezen-burgemeester niet over het morele gezag beschikt om de gemeente te leiden, moet daar in het advies wel rekening mee gehouden worden.
Samenvattend kan worden gesteld dat het advies van de provinciegouverneur geen moraliteitsverslag is, maar een evaluatie van de mogelijkheid om tot een correcte ambtsuitoefening te komen, gebaseerd op verifieerbare gegevens.
De Vlaamse Regering kan op basis van het onderzoek op gemotiveerde wijze overgaan tot het niet-benoemen van de aangewezen-burgemeester als de Vlaamse Regering van oordeel is dat de aangewezen-burgemeester onwaardig is of ongeschikt is om tot burgemeester te worden benoemd. In dat geval zal de gemeenteraad kennisnemen van de beslissing tot niet-benoeming en zal op de gemeenteraad het raadslid van Belgische nationaliteit met het tweede meeste naamstemmen dat behoort tot de grootste coalitiefractie, de eed moeten afleggen als aangewezen-burgemeester. Daarna wordt het benoemingsproces opnieuw opgestart.
5.5.2. De benoeming en eedaflegging van de burgemeester
118. De Vlaamse Regering, bij delegatie de minister van Binnenlands Bestuur, benoemt via besluit de burgemeester. Dat besluit wordt ter kennis gebracht van de benoemde burgemeester, de gemeente en de provinciegouverneur. Als de aangewezen-burgemeester zijn mandaat als burgemeester aanvaardt, legt hij de volgende eed af in handen van de provinciegouverneur:
“Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.”
De benoeming geldt in principe voor een periode van zes jaar. Daarvan kan onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken (cf. infra rn. 119 e.v.).
De gemeenteraad neemt kennis van het benoemingsbesluit en van de eedaflegging van de benoemde burgemeester.
5.6. De opvolging tijdens de zittingsperiode
119. Er bestaan verschillende scenario’s voor wie de burgemeester opvolgt tijdens de zittingsperiode. De scenario’s zijn afhankelijk van het feit of er al dan niet een akte van opvolging is ingediend bij de installatievergadering van de gemeenteraad.
5.6.1. Geen akte van opvolging ingediend
120. Als er geen akte van opvolging is ingediend, is de algemene regeling voor de aanduiding van de burgemeester van toepassing.
Als in de loop van de zittingsperiode het mandaat van burgemeester openvalt, is voorzien in een algemene vervangingsregeling (artikel 58, §2, DLB). Als de burgemeester het mandaat niet langer kan of wil uitoefenen, zal het raadslid met het tweede meeste naamstemmen binnen de grootste coalitiefractie worden aangeduid als aangewezen-burgemeester, waarna het benoemingsproces wordt doorlopen (cf. supra rn. 115-118).
Als die persoon weigert of als de Vlaamse Regering beslist om de aangewezen-burgemeester niet te benoemen, zal verder gekeken worden naar de raadsleden van de grootste coalitiefractie in afnemende volgorde van stemmenaantal. Als binnen die fractie niemand het mandaat wil opnemen, zal naar de tweede grootste coalitiefractie gekeken worden. De procedure wordt bijgevolg op een analoge manier toegepast op de volgende raadsleden tot een geschikte burgemeester kan worden aangewezen en vervolgens benoemd.
Als een raadslid overeenkomstig artikel 60 DLB verhinderd is om het mandaat als burgemeester op te nemen, zal de gemeenteraad moeten vaststellen dat hij wettelijk verhinderd is om het ambt van burgemeester uit te oefenen. Het raadslid met het tweede meeste naamstemmen dat behoort tot dezelfde fractie, zal dan worden aangeduid als waarnemend aangewezen-burgemeester (cf. rn. 105).
Het aantal zetels van de fracties wordt vastgesteld op de installatievergadering. Dat aantal blijft gelden voor de volledige bestuursperiode.
5.6.2. Akte van opvolging: opvolger voor de laatste twee jaar van de bestuursperiode
121. Het is mogelijk om een akte van opvolging in te dienen, waarbij een kandidaat-burgemeester wordt voorgedragen op zijn vroegst vanaf 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode (1 oktober 2028).
Het DLB biedt de mogelijkheid dat de burgemeester, die krachtens artikel 59, eerste lid, DLB benoemd wordt voor zes jaar, vanaf 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode wordt opgevolgd. Dat kan door een akte van opvolging in te dienen. Die akte van opvolging moet worden ingediend uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering en moet beantwoorden aan de volgende vereisten.
a. De ontvankelijkheidsvoorwaarden
122. De ontvankelijkheidsvoorwaarden voor een akte van opvolging zijn de volgende:
(i) het gebruik van het verplichte model.
123.. Het model GEM6 geeft informatie over wat in de akte van opvolging moet worden vermeld en wat de ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn. Het model is vastgesteld door de Vlaamse Regerinraag en is verplicht te gebruiken. Het model met datumstempel is te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur. Alleen de akte met datumstempel, zoals gepubliceerd op de website van het Agentschap, kan leiden tot een ontvankelijke akte.
(ii) de tijdige indiening van de akte van opvolging.
124. De akte moet uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering aan de algemeen directeur zijn bezorgd.
(iii) De vermelding van de einddatum van het mandaat van burgemeester en de naam van de opvolger die tot dezelfde fractie behoort als de burgemeester.
125. De akte van opvolging moet de einddatum van het mandaat van de burgemeester vermelden. Die einddatum kan niet vroeger liggen dan 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode. De akte van opvolging kan dus pas uitwerking krijgen vanaf 1 oktober 2028.
126. In de akte van opvolging moet de naam van de opvolger worden vermeld. Er kan alleen een opvolger worden voorgedragen die behoort tot dezelfde fractie als de burgemeester die wordt opgevolgd. In de akte van opvolging kan maar één opvolger worden voorgedragen. Er kan niet voorzien worden in meerdere kandidaat-opvolgers.
(iv) de ondertekeningsvereisten
127. De akte van opvolging moet voldoen aan twee ondertekeningsvereisten:
- ondertekend zijn door een meerderheid van de verkozenen;
- ondertekend zijn door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat-opvolger zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-opvolger voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen.
Opgelet: zowel de effectief verkozenen als degenen die als opvolger zijn verkozen, mogen de akte van opvolging ondertekenen. Bij het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van opvolging wordt alleen rekening gehouden met de handtekeningen van de gemeenteraadsleden (met andere woorden de verkozenen die op de installatievergadering de eed hebben afgelegd).
128. Ook voor de ondertekening van de akte van opvolging geldt het verbod, vermeld in artikel 7, §2, DLB. Niemand kan dus meer dan één akte van opvolging ondertekenen. De overtreding van dat verbod heeft in alle akten van opvolging de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift zijn geplaatst. Zie hiervoor de toelichting onder rn. 39 e.v.
b. Kan er een nieuwe akte van opvolging worden ingediend?
129. De akte van opvolging moet in principe drie dagen voor de installatievergadering zijn bezorgd aan de algemeen directeur. In de volgende gevallen kan er evenwel een nieuwe akte van opvolging worden ingediend gedurende de bestuursperiode:
- de ingediende akte van opvolging, zoals voorgelegd op de installatievergadering, is onontvankelijk;
- het mandaat van de burgemeester eindigt voor 1 oktober van het vierde jaar (1 oktober 2028) van de bestuursperiode. In dit geval wordt de initiële akte van opvolging zonder voorwerp aangezien de opvolging niet vroeger in werking kan treden dan 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode. Er kan dan een nieuwe akte van opvolging worden ingediend onder dezelfde voorwaarden. In de tussentijd geldt de normale vervangingsregeling overeenkomstig artikel 58, §1 en §2, DLB;
- als voor de einddatum van het mandaat van burgemeester de persoon die in de akte van opvolging is vermeld, geen raadslid meer is. In dit geval wordt de initiële akte van opvolging zonder voorwerp, maar kan er een nieuwe akte van opvolging worden ingediend onder dezelfde voorwaarden.
De drie hierboven beschreven situaties verduidelijken dat er alleen een nieuwe akte van opvolging kan worden ingediend als voor de installatievergadering van de gemeenteraad een akte van opvolging is ingediend. Als er geen akte van opvolging is ingediend voor de installatievergadering, zijn de drie bovenvermelde situaties niet van toepassing.
c. Welke documenten moeten bij de akte van opvolging worden gevoegd?
130. Als de voorzitter van de raad de akte van opvolging ontvankelijk verklaart, bezorgt de voorzitter de akte aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering beslist om de opvolgers al dan niet te benoemen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van de titularis.
Bij de akte van opvolging worden de volgende documenten gevoegd:
(i) een recent uittreksel uit het bevolkingsregister. Dat geldt als een getuigschrift van inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente van de voorgedragen opvolger;
(ii) een recent bewijs van goed zedelijk gedrag van de voorgedragen kandidaat door middel van een recent uittreksel uit het strafregister, model 1;
(iii) een verklaring op eer zich niet te bevinden in een van de gevallen van onverenigbaarheid.
d. Situaties van opvolging na de indiening van de akte van opvolging
131. Als er een akte van opvolging is ingediend, zijn er verschillende situaties mogelijk. Die situaties worden hieronder omschreven.
Situatie 1: de burgemeester wordt opgevolgd overeenkomstig de akte van opvolging
132. Op de datum, vermeld in de akte van opvolging, wordt de burgemeester van rechtswege vervangen door de opvolger die in de akte is opgenomen.
Situatie 2: het mandaat van burgemeester valt open voor 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode
133. Als het mandaat van burgemeester openvalt voor 1 oktober van het vierde jaar van de bestuursperiode (2028), kan de akte van opvolging nooit uitwerking krijgen. In dat geval moet worden overgegaan tot vervanging van de burgemeester volgens de algemene regel, vermeld in artikel 58 DLB (cf. supra rn. 120). Bij de aanduiding van de nieuwe aangewezen-burgemeester kan dan wel een nieuwe akte van opvolging worden ingediend, die moet voldoen aan de eerder opgesomde voorwaarden.
Situatie 3: de vervanging van de burgemeester via een akte van voordracht als de persoon die vermeld is in de akte van opvolging, het mandaat niet opneemt of als het mandaat van de opvolger vroegtijdig eindigt
134. Als bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van burgemeester, vermeld in de akte van opvolging, de persoon die in de akte van opvolging is vermeld, het mandaat niet opneemt of als na de opvolging het mandaat van burgemeester vroegtijdig eindigt, wordt de burgemeester vervangen op basis van een akte van voordracht.
135. Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen. De voordracht moet gebeuren op basis van het model GEM7, dat de Vlaamse Regering heeft vastgesteld en dat het Agentschap Binnenlands Bestuur op de website ter beschikking heeft gesteld. Het model bepaalt wat allemaal in de akte van voordracht moet worden vermeld en wat de ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn. In het model is daarbij de nodige toelichting gegeven. De ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn ook opgenomen in artikel 58, §3, tiende lid, DLB.
Een ontvankelijke akte van voordracht:
1° vermeldt de naam van de kandidaat-burgemeester;
2° is gedaan op het verplichte model GEM7, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering;
3° draagt een raadslid van Belgische nationaliteit voor als kandidaat-burgemeester;
4° draagt een kandidaat-burgemeester voor die behoort tot dezelfde fractie als de burgemeester die wordt vervangen;
5° is ondertekend door een meerderheid van de raadsleden;
6° is ondertekend door een meerderheid van de raadsleden die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat-burgemeester zijn verkozen. Als die lijst maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen;
7° is uiterlijk acht dagen voor de volgende vergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur bezorgd.
136. De voorzitter gaat de ontvankelijkheid van de akte van voordracht na. Als de akte van voordracht ontvankelijk is, start het benoemingsproces.
5.7. De ondeelbaarheid van het mandaat van burgemeester en voorzitter van het vast bureau
137. Overeenkomstig artikel 79 DLB is de burgemeester van rechtswege de voorzitter van het vast bureau. De mandaten van burgemeester en voorzitter van het vast bureau zijn ondeelbaar. Dat houdt in dat de gevolgen die verbonden zijn aan het mandaat (verval, verhindering, ontslag, afstand, afzetting en schorsing), uitwerking hebben in beide rechtspersonen (artikel 62, zesde lid, en artikel 81, eerste lid, DLB).
DEEL 2 – HET OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN
1. De raad voor maatschappelijk welzijn
1.1. De installatie van rechtswege
138. De installatie als gemeenteraadslid tijdens de installatievergadering of een andere zitting van de gemeenteraad impliceert van rechtswege het lidmaatschap van de raad voor maatschappelijk welzijn. Door het onderzoek van de geloofsbrieven en de erop volgende eedaflegging van de gemeenteraadsleden worden de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van rechtswege als geïnstalleerd beschouwd. Er is dus geen onderzoek van de geloofsbrieven of eedaflegging nodig voor de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van het onderzoek van de geloofsbrieven en de eedaflegging van het genderraadslid (cf. infra rn. 140-142).
1.2. De agenda van de eerste vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn
139. De agenda voor de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad (cf. supra rn. 18), vloeit voort uit het DLB zelf. De agenda van deze raad wordt, samen met de agenda van de installatievergadering van de gemeenteraad, bezorgd aan de nieuw verkozen raadsleden.
De volgende handelingen en beslissingen zijn aan de orde op die vergadering:
1. in voorkomend geval, het onderzoek van de geloofsbrieven en de eedaflegging van het genderraadslid (cf. infra rn. 140);
2. de verkiezing van de voorzitter van het BCSD (cf. infra rn. 151 e.v.);
3. de verkiezing van de leden van het BCSD (cf. infra rn. 164 e.v.).
1.3. De samenstelling van de raad voor maatschappelijk welzijn: personen van verschillend geslacht
140. Als op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad, blijkt dat de raad voor maatschappelijk welzijn niet is samengesteld uit personen van verschillend geslacht en dus niet rechtsgeldig is samengesteld gelet op artikel 11bis van de Grondwet, is de procedure, vermeld in artikel 68, §2, tweede lid DLB van toepassing. Het laatste gemeenteraadslid in rang wordt in de raad voor maatschappelijk welzijn dan van rechtswege vervangen door de eerste opvolger van het andere geslacht die verkozen is op dezelfde lijst als die waarop het gemeenteraadslid is verkozen (het genderraadslid). Als op die lijst geen opvolger van het andere geslacht is verkozen, wordt het gemeenteraadslid van rechtswege vervangen door de eerste opvolger van het andere geslacht die is verkozen op de lijst met het hoogste stemcijfer. Dat laatste gemeenteraadslid in rang wordt niet vervangen in de gemeenteraad: het genderraadslid wordt alleen lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, en het laatste gemeenteraadslid in rang is alleen lid van de gemeenteraad. De samenstelling van beide raden is in dat geval dus niet gelijk.
141. De installatie van het genderraadslid vindt dan wel plaats omdat dat lid van de raad voor maatschappelijk welzijn niet als gemeenteraadslid wordt geïnstalleerd. In dat geval onderzoekt de raad voor maatschappelijk welzijn de geloofsbrieven van dat raadslid en legt dat raadslid, voor de aanvaarding van het mandaat, in openbare vergadering de eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. De eedaflegging luidt: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.” Het genderraadslid dat de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt geacht zijn mandaat van lid van de raad voor maatschappelijk welzijn niet te aanvaarden (artikel 68, §3 DLB).
Tegen de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn over de geloofsbrieven kan beroep worden ingesteld bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen (artikel 147 DLB).
1.4. Opvolging en vervanging van het genderraadslid
142. Als het genderraadslid afstand doet van zijn mandaat, van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, als verhinderd wordt beschouwd, ontslag genomen heeft of overleden is, wordt het als volgt opgevolgd (art. 72 DLB):
1° als de raad voor maatschappelijk welzijn zonder de vervanging al rechtsgeldig is samengesteld door personen van verschillend geslacht, wordt het genderraadslid vervangen door het gemeenteraadslid dat overeenkomstig artikel 68, §2, tweede lid, DLB door het genderraadslid vervangen was;
2° als de raad zonder de vervanging geen personen met een verschillend geslacht meer bevat, wordt het genderraadslid vervangen door de eerstvolgende opvolger van hetzelfde geslacht op dezelfde lijst als die waarop hij als gemeenteraadslid is verkozen.
1.5. De rangorde van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn
143. De rangorde die de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn innemen, is dezelfde als de rangorde die ze als gemeenteraadslid innemen (artikel 68, §1, derde lid, DLB). Het eventuele genderraadslid neemt altijd de laatste rang in bij gebrek aan een mandaat als gemeenteraadslid.
1.6. De ondeelbaarheid van het mandaat van gemeenteraadslid en lid van de raad voor maatschappelijk welzijn
144. De mandaten zijn ondeelbaar, wat inhoudt dat de gevolgen die verbonden zijn aan het mandaat (afstand, verval, verhindering, ontslag), uitwerking hebben in beide rechtspersonen (artikel 15 en 70 DLB) (cf. supra rn. 30).
2. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn
145. De voorzitter van de gemeenteraad is van rechtswege voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn (artikel 69, eerste lid, DLB). Er is dus geen aparte verkiezing van een voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Zoals eerder hierboven al aangehaald (cf. supra rn. 44) zijn beide mandaten ondeelbaar, wat inhoudt dat de gevolgen die verbonden zijn aan het mandaat (afstand, verval, schorsing, afzetting, verhindering en ontslag), uitwerking hebben in beide rechtspersonen (artikel 7, §6, en §9, tweede lid, DLB). De afstand (en ook de verhindering, de schorsing, de afzetting, het ontslag en het verval) van het mandaat van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn leidt dus ook tot de afstand (verhindering, schorsing, afzetting, ontslag en verval) van het mandaat van voorzitter van de gemeenteraad, en omgekeerd.
3. Het vast bureau
3.1. De samenstelling en de rangorde
146. Door hun benoeming en verkiezing zijn de burgemeester en de schepenen van rechtswege ook de voorzitter en de leden van het vast bureau. Het vast bureau bestaat dus uit dezelfde personen als het college van burgemeester en schepenen.
147. Als de raad voor maatschappelijk welzijn een voorzitter van het BCSD verkiest buiten het vast bureau, wordt die voorzitter als volwaardige schepen toegevoegd aan het college van burgemeester en schepenen en dus ook aan het vast bureau (cf. infra rn. 151 e.v.). De leden van het vast bureau nemen dezelfde rang in als de rang die ze innemen als schepen (cf. supra rn. 80-81).
De voorzitter en de leden van het vast bureau hoeven niet opnieuw de eed af te leggen in het vast bureau. Ze hebben immers al de eed afgelegd als burgemeester of schepen en zijn door hun installatie als lid van het college van rechtswege voorzitter of lid van het vast bureau.
3.2. De ondeelbaarheid van het mandaat van lid van het vast bureau en lid van het college van burgemeester en schepenen
148. Het mandaat als lid van het vast bureau en het mandaat als lid van het college van burgemeester en schepenen zijn ondeelbaar. Het einde van het mandaat als burgemeester of schepen houdt van rechtswege het einde in van het mandaat als voorzitter of lid van het vast bureau en omgekeerd.
Door de opvolging van de burgemeester of schepen zal de opvolger automatisch lid worden van het vast bureau.
4. Het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD)
149. Naast het vast bureau voorziet het DLB in een tweede uitvoerend orgaan dat in elk OCMW (uitgezonderd in de randgemeenten en in de gemeente Voeren) moet worden geïnstalleerd: het BCSD. Dat comité wordt opgericht in de schoot van de raad voor maatschappelijk welzijn en bestaat uit een voorzitter en een aantal leden. De voorzitter en de leden worden in principe verkozen voor een periode van zes jaar.
150. De leden en kandidaat-opvolgers van het BCSD worden via een akte van voordracht schriftelijk voorgedragen door de verkozenen voor de gemeenteraad. Uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad bezorgen de verkozenen de akten van voordracht voor de leden van het BCSD aan de algemeen directeur (artikel 92, eerste en tweede lid, DLB).
De voorgedragen kandidaat-voorzitter, kandidaat-leden en hun opvolgers worden ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad opgeroepen voor de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad (artikel 6, §1, en artikel 88 DLB). Als er een akte van voordracht voor kandidaat-leden van het BCSD wordt ingediend nadat de oproeping voor de vergadering al is verstuurd, worden de voorgedragen leden en opvolgers die geen verkozen raadslid zijn, door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad onmiddellijk op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering. Als de voorzitter nalaat dat te doen, brengt de algemeen directeur de kandidaat-leden en de opvolgers daarvan op de hoogte.
4.1. De verkiezing van de voorzitter van het BCSD
151. Op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad, verkiest de raad voor maatschappelijk welzijn een voorzitter van het BCSD, hetzij onder de voorzitter of de leden van het vast bureau, hetzij onder de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn. De voorzitter van het BCSD kan dus de burgemeester of een schepen zijn (respectievelijk voorzitter of lid van het vast bureau). Ook een schepen die verkozen is buiten de raad, kan verkozen worden tot voorzitter van het BCSD.
De voorzitter van het BCSD kan ook een raadslid zijn dat geen deel uitmaakt van het uitvoerend orgaan van de gemeente. In dat geval wordt hij van rechtswege toegevoegd aan het college van burgemeester en schepenen (en wordt hij ook van rechtswege lid van het vast bureau). In dat geval zal het college van burgemeester en schepenen één (toegevoegde) schepen meer tellen dan het maximumaantal, zoals bepaald in het besluit van 26 april 202411, tenzij die gemeente er tijdens de installatievergadering van de gemeenteraad voor gekozen heeft om minder schepenen te installeren dan dat maximumaantal (cf. supra rn. 48 e.v.).
152. De procedure voor de verkiezing van de voorzitter van het BCSD is geregeld in artikel 90 DLB. De procedure is vergelijkbaar met de procedure voor de verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad en van de schepenen, maar de voorzitter van het BCSD wordt verkozen door de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn. De voorzitter van het BCSD wordt verkozen via een akte van voordracht met dezelfde dubbele meerderheid als die welke is voorgeschreven voor de akte van voordracht voor de voorzitter van de gemeenteraad en voor de gezamenlijke akte van voordracht van de schepenen.
4.1.1. Het verplichte model van de akte van voordracht
153. Voor de voordracht van kandidaat-voorzitter van het BCSD moet model BCSD1 gebruikt worden. Dat model met datumstempel is verplicht te gebruiken. De Vlaamse Regering heeft bij het besluit van 21 juni 2024 dat model vastgelegd. Dat model is terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
In het model is opgenomen wat allemaal in de akte moet worden vermeld, welke documenten moeten worden bijgevoegd en wat de ontvankelijkheidsvereisten zijn.
4.1.2. De indiening van de akte van voordracht
154. De akte van voordracht (model BCSD1) wordt uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur bezorgd. Een akte die niet tijdig is bezorgd, waarbij geen gebruik is gemaakt van het verplichte model of die te weinig geldige handtekeningen telt, is onontvankelijk.
155. De voorgedragen kandidaat moet een recent uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister bezorgen, samen met een recent uittreksel uit het strafregister, model 1. Elke voorgedragen kandidaat-opvolger moet ook een recent uittreksel uit het bevolkingsregister bij de akte voegen.
Let op: de kandidaat-opvolger moet op het ogenblik dat hij het mandaat effectief opneemt, opnieuw een recent uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister bezorgen, samen met een uittreksel uit het strafregister, model 1.
4.1.3. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
156. De algemeen directeur bezorgt de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter van het BCSD aan de voorzitter van de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn controleert de ontvankelijkheid van de akte door de volgende voorwaarden na te gaan:
(i) het gebruik van het verplichte model.
Er moet gebruikgemaakt worden van het model BCSD1, zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering, dat met datumstempel ter beschikking is gesteld op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur;
(ii) de tijdige indiening van de akte van voordracht.
De akte moet uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering aan de algemeen directeur zijn bezorgd;
(iii) de kandidaat-voorzitter moet hetzij voorzitter of lid van het vast bureau zijn, hetzij lid van de raad voor maatschappelijk welzijn;
(iv) de ondertekeningsvereisten (gesteund door voldoende raadsleden).
Om ontvankelijk te zijn, moet de akte van voordracht ondertekend zijn door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen hebben deelgenomen, én door een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-voorzitter voorkomt, maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Alleen de handtekeningen van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn worden daarbij in aanmerking genomen, met inbegrip van de handtekeningen van de opvolgers die de akte van voordracht hebben ondertekend en die lid zijn van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Niemand kan meer dan één akte van voordracht ondertekenen. De overtreding van dat verbod heeft in alle akten van voordracht de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift zijn geplaatst. Zie hiervoor de toelichting onder rn. 39-40.
De voorwaarden voor de opvolgers en de handtekeningen zijn voor elke opvolger mutatis mutandis dezelfde als de voorwaarden voor de kandidaat-voorzitter van het BCSD.
4.1.4. Geen of geen ontvankelijke akte van voordracht
157. Als er geen (ontvankelijke) akte van voordracht voor de voorzitter van het BCSD aan de voorzitter van de installatievergadering wordt bezorgd, gebeurt de verkiezing op basis van een of meer individuele akten van voordracht met een enkele meerderheid. Dat betekent dat de akte ondertekend moet zijn door de meerderheid van de verkozenen van de lijst tot wie de kandidaat behoort. Die verkiezing gebeurt door de raad voor maatschappelijk welzijn en vindt plaats binnen veertien dagen na de installatievergadering (artikel 90, §3, DLB).
De leden van de raad voor maatschappelijk welzijn kunnen daarvoor uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn een gedagtekende akte van voordracht bezorgen aan de algemeen directeur.
Het verplichte model van de akte van voordracht van een kandidaat-voorzitter van het BCSD is model BCSD 2 als er geen (ontvankelijke) akte op de installatievergadering is bezorgd. Dat model is terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur. In het model is opgenomen wat allemaal in de akte moet worden vermeld, welke documenten moeten worden bijgevoegd en wat de ontvankelijkheidsvereisten zijn. In tegenstelling tot de akte, vermeld in rn. 156, is er geen steun van een dubbele meerderheid vereist. Het volstaat dat de akte van voordracht is ondertekend door een meerderheid van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn die op dezelfde lijst zijn verkozen als de voorgedragen kandidaat. Als de lijst waarop de kandidaat-voorzitter voorkomt, maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Ook op die akte kunnen een einddatum en eventueel een of meer opvolgers worden vermeld.
158. De verkiezing van de voorgedragen kandidaat of kandidaten gebeurt bij geheime stemming, waarbij de kandidaat-voorzitter een volstrekte meerderheid van de stemmen moet behalen. Als geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid van de stemmen heeft behaald en als verschillende kandidaten zijn voorgedragen voor het vacante mandaat, volgt een tweede stemronde waarin wordt gestemd op de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben behaald. Bij staking van stemmen in de eerste stemronde komt de kandidaat die bij de verkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, in aanmerking voor de tweede stemronde. De kandidaat die in de tweede stemronde de meerderheid van de stemmen heeft behaald, is verkozen tot voorzitter. Bij staking van stemmen in de tweede stemronde is de kandidaat die bij de verkiezingen de meeste naamstemmen heeft behaald, verkozen tot voorzitter. Als de naamstemmen bepalend zijn en de kandidaten een gelijk aantal naamstemmen hebben behaald, is de voorgedragen kandidaat van wie de lijst bij de verkiezingen de meeste stemmen heeft behaald, verkozen (artikel 90, §3, DLB).
4.1.5. De eedaflegging van de voorzitter van het BCSD
159. Als de verkozen voorzitter van het BCSD ook schepen is, moet hij de eed niet afleggen aangezien hij al bij de verkiezing tot schepen de eed heeft afgelegd als uitvoerend mandataris.
160. Als de voorzitter van het BCSD bij zijn verkiezing geen schepen is (en dus geen voorzitter of lid van het vast bureau), legt hij, voor de aanvaarding van het mandaat, de volgende eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.” (artikel 90, §4, DLB).
Als de voorzitter van het BCSD de eed na twee achtereenvolgende uitnodigingen niet aflegt, wordt hij geacht zijn mandaat als voorzitter van het BCSD niet te aanvaarden. Als de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn de eed niet kan afnemen of nalaat de eed af te nemen, wordt de eed afgenomen door zijn vervanger.
161. De voorzitter van het BCSD wordt vanaf zijn eedaflegging van rechtswege als schepen toegevoegd aan het college van burgemeester en schepenen. Hij moet daarvoor geen nieuwe eed afleggen (artikel 90, §4, en artikel 42, §1, derde lid, DLB).
4.1.6. De opvolging tijdens de zittingsperiode
162. Voor de scenario’s die zich kunnen voordoen, wordt verwezen naar de toelichting bij de opvolging van schepenen tijdens de bestuursperiode (cf. supra rn. 83 e.v.).
Als er in de oorspronkelijke akte van voordracht al een einddatum en een opvolger voor de voorzitter van het BCSD zijn opgenomen, is de voorzitter van rechtswege ontslagnemend en neemt de opvolger bij het bereiken van die einddatum het mandaat van rechtswege op. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte, neemt de opvolger vervroegd het mandaat op.
Als de persoon die als opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, neemt de eerstvolgende opvolger vervroegd het mandaat op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, ook het mandaat niet opneemt, wordt een nieuwe voorzitter verkozen op basis van een akte van voordracht (model BCSD 1), die moet worden gesteund door een dubbele meerderheid.
Als er geen opvolger is aangeduid, moet er ook worden overgegaan tot vervanging (model BCSD1).
Als men vaststelt dat er geen of geen ontvankelijke akte van voordracht is ingediend, volgt een verkiezing op basis van de akte van voordracht (model BCSD 2) met een enkele meerderheid.
163. De voorzitter van het BCSD blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn opvolger is geïnstalleerd, behalve als het ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid (artikel 103 DLB).
4.2. De samenstelling van het BCSD
164. Tijdens de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad, worden de leden van het BCSD verkozen door de raad voor maatschappelijk welzijn. De procedure voor de verkiezing van de leden van het BCSD is geregeld in artikel 92 en 93 DLB.
4.2.1. Het aantal leden van het BCSD
165. Het aantal leden van het BCSD wordt bepaald naar rato van het aantal leden van de raad voor maatschappelijk welzijn. Bij het besluit van 26 april 2024 heeft de Vlaamse Regering per gemeente het aantal te verkiezen leden van het BCSD vastgelegd. De voorzitter van het BCSD is niet in dat aantal inbegrepen.
4.2.2. De verdeling van de zetels van het BCSD – lijstenverbinding
166. Het aantal leden van het BCSD dat wordt toegewezen aan de verschillende lijsten die aan de lokale verkiezingen hebben deelgenomen, wordt bepaald naar verhouding van het aantal zetels waarover elke lijst binnen de raad voor maatschappelijk welzijn beschikt. Bij de zetelverdeling wordt geen rekening gehouden met de zetel van de voorzitter van het BCSD (artikel 91 DLB).
167. De mogelijkheid bestaat dat meerdere lijsten ervoor kiezen om zich met elkaar te verbinden voor het bepalen van het aantal zetels in het BCSD. Ze worden dan in de berekening van het aantal zetels als één lijst beschouwd. Die verklaring van lijstenverbinding is alleen ontvankelijk als ze ondertekend is door een meerderheid van de verkozenen van iedere lijst die zich wil verbinden. De verklaring van lijstenverbinding wordt aan de algemeen directeur bezorgd binnen twee werkdagen voor de uiterste dag van de indiening van de akten van voordracht. Er is ook een model van verklaring van lijstenverbinding ter beschikking op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur (model BCSD 4). Dat model is in tegenstelling tot de modellen, opgesteld voor de akten van voordracht, niet verplicht te gebruiken.
Een verklaring van lijstenverbinding moet uiterlijk twee werkdagen voor de uiterste dag voor de indiening van de akte van voordracht aan de algemeen directeur zijn bezorgd. Belangrijk om mee te geven is dat het hier twee werkdagen betreft. De exacte datum hangt bijgevolg af van de datum van de installatievergadering. De akte van voordracht voor de leden van het BCSD moet uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering aan de algemeen directeur zijn bezorgd. Een voorbeeld kan die termijnen helpen verduidelijken.
Voorbeeld 1: installatievergadering op dinsdag 3 december
De akten van voordracht moeten uiterlijk op zaterdag 30 november 2024 overhandigd zijn aan de algemeen directeur. Als lijsten een verklaring van lijstenverbinding willen indienen, moet de verklaring ingediend zijn ten minste twee werkdagen voor zaterdag 30 november 2024. Dat betekent dat de verklaring van lijstenverbinding uiterlijk ingediend moet zijn op donderdag 28 november 2024. De algemeen directeur publiceert op 29 november 2024 de zetelverdeling op de webtoepassing van de gemeente.
Voorbeeld 2: installatievergadering op vrijdag 6 december
De akten van voordracht moeten uiterlijk op dinsdag 3 december 2024 overhandigd zijn aan de algemeen directeur. Als lijsten een verklaring van lijstenverbinding willen indienen, moet de verklaring ingediend zijn ten minste twee werkdagen voor dinsdag 3 december 2024. Dat betekent dat de verklaring van lijstenverbinding uiterlijk ingediend moet zijn op vrijdag 29 november 2024. De algemeen directeur publiceert op maandag 2 december 2024 (met toepassing van artikel 291 DLB) de zetelverdeling op de webtoepassing van de gemeente.
168. Voor de verdeling van de zetels geldt een specifieke berekening: de zetels worden verdeeld door het totale aantal zetels van het BCSD te delen door het totale aantal leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, vermenigvuldigd met het aantal zetels waarover elke lijst of groep van lijsten (in geval van lijstenverbinding) binnen de raad beschikt.
169. Concreet betekent dat dat de volgende formule wordt toegepast voor de verdeling:
170. Bij de berekening is het belangrijk om te blijven werken met breuken. De breuk mag dus niet ‘uitgerekend’ worden. Er kunnen namelijk problemen ontstaan bij het omvormen van het eindresultaat in een kommagetal. Rekenmachines zijn beperkt in het aantal getallen na de komma, en programma’s als Excel houden alleen rekening met 15 significante cijfers in kommagetallen, waarbij de 0 voor de komma niet als cijfer beschouwd wordt, en een 1 of een 2 voor de komma wel.
Het resultaat van de bewerking is dus altijd een breuk. Als de teller groter is dan de noemer, wordt de breuk als volgt vereenvoudigd.
Voorbeeld: het resultaat van de bewerking is 28/15. Die breuk wordt als volgt vereenvoudigd:
28/15 = 15/15 + 13/15 =1 +13/15.
Het aantal eenheden van het resultaat van die bewerking geeft het aantal rechtstreeks verworven zetels aan. De niet rechtstreeks verworven zetels worden toegewezen in afnemende volgorde van de breuk als resultaat van die bewerking. Er moet dus gekeken worden naar de breuk die overblijft na aftrek van de rechtstreeks verworven zetels (de eenheden). Als een breuk van twee of meer lijsten of groepen van lijsten gelijk is, wordt de zetel toegewezen aan de lijst of groep van lijsten met het hoogste stemcijfer.
171. De zetels worden dus zo evenredig mogelijk verdeeld naargelang de verdeling van de zetels in de raad voor maatschappelijk welzijn. De algemeen directeur gaat uiterlijk de dag na de uiterste datum om een verklaring van lijstenverbinding in te dienen, na hoeveel zetels aan de verschillende lijsten of groepen van lijsten toekomen en maakt op diezelfde dag de zetelverdeling bekend op de webtoepassing van de gemeente.
172. Hierna volgen een paar fictieve voorbeelden van de berekening van de zetelverdeling in het BCSD.
Voorbeeld 1
BCSD met 6 leden en een raad voor maatschappelijk welzijn met 23 leden met volgende zetelverdeling:
lijst A |
lijst B |
lijst C |
lijst D |
8 zetels |
6 zetels |
5 zetels |
4 zetels |
Lijst C en D hebben een verklaring van lijstenverbinding (cf. supra rn. 167) ingediend. De berekening voor de toekenning van de zetels is als volgt:
• lijst A
(6/23) x 8 = 48/23 = 23/23 + 23/23 + 2/23
Dit betekent dat lijst A 2 rechtstreeks verworven zetels heeft, met 2/23 als resterende breuk.
• lijst B
(6/23) x 6 = 36/23 = 23/23 + 13/23
Dit betekent dat lijst B 1 rechtstreeks verworven zetel heeft, met 13/23 als resterende breuk.
• lijst C + D (lijstverbinding)
(6/23) x 9 = 54/23 = 23/23 + 23/23 + 8/23.
Dit betekent dat de lijsten C en D 2 rechtstreeks verworven zetels hebben, met 8/23 als resterende breuk.
Er zijn al vijf zetels ‘rechtstreeks’ toegekend. De laatste, niet-rechtstreeks verworven zetel komt toe aan lijst B aangezien deze lijst de grootste resterende breuk heeft.
Voorbeeld 2
BCSD met 8 leden en een raad voor maatschappelijk welzijn met 29 leden met volgende zetelverdeling:
Lijst A |
Lijst B |
Lijst C |
Lijst D |
Lijst E |
7 zetels |
10 zetels |
6 zetels |
3 zetels |
3 zetels |
Lijsten D en E hebben een verklaring van lijstenverbinding ingediend. De berekening voor de toekenning van de zetels is als volgt:
• Lijst A
(8/29) x 7 = 56/29 = 29/29 + 27 /29
Dit betekent dat lijst A 1 rechtstreeks verworven zetel heeft, met 27/29 als resterende breuk.
• Lijst B
(8/29) x 10 = 80/29 = 29/29 + 29/29 + 22/29
Dit betekent dat lijst B 2 rechtstreeks verworven zetels heeft, met 22/29 als resterende breuk.
• Lijst C
(8/29) x 6 = 48/29 = 29/29 + 19/29
Dit betekent dat lijst C 1 rechtstreeks verworven zetel heeft, met 19/29 als resterende breuk.
• Lijst D en E (lijstenverbinding)
(8/29) x 6 = 48/29 = 29/29 + 19/29.
Dit betekent dat lijst D en E samen 1 rechtstreeks verworven zetel hebben, met 19/29 als resterende breuk.
Er zijn al vijf zetels ‘rechtstreeks’ toegekend. De laatste drie niet rechtstreeks verworven zetels worden als volgt toegekend op basis van de resterende breuken:
• Lijst A krijgt 1 niet rechtstreeks verworven zetel aangezien die lijst de grootste resterende breuk (27/29) heeft;
• Lijst B krijgt 1 niet rechtstreeks verworven zetel aangezien die lijst de tweede grootste resterende breuk heeft (22/29);
• Lijst C en lijst D en E (lijstenverbinding) hebben beide een identieke resterende breuk (19/29). Als de resterende breuk gelijk is, wordt de zetel toegekend aan de lijst of groep van lijsten met het hoogste stemcijfer. Daarvoor wordt het stemcijfer van lijst C vergeleken met de optelling van de stemcijfers van lijst D en E. Het hoogste stemcijfer is bepalend voor de toewijzing van de laatste niet rechtstreeks verworven zetel.
4.2.3. Samenstelling van het BCSD: personen van verschillend geslacht
173. Het BCSD (inclusief de voorzitter van het BCSD) moet bestaan uit personen van verschillend geslacht (artikel 94, eerste lid, DLB en artikel 11bis van de Grondwet).
Als het BCSD alleen bestaat uit personen van hetzelfde geslacht en dus niet rechtsgeldig is samengesteld, wordt de oudste kandidaat vervangen door de eerstvolgende opvolger van het andere geslacht die in de akte van voordracht is vermeld (artikel 94, tweede lid, DLB). Als voor die kandidaat geen opvolger van het andere geslacht is voorgedragen, wordt een nieuwe kandidaat van het andere geslacht voorgedragen met toepassing van artikel 95 DLB.
4.2.4. De verkiezing van de leden van het BCSD
174. Tijdens de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad, vindt de verkiezing van de leden van het BCSD plaats in openbare zitting (artikel 93 DLB). De kandidaat-leden van het BCSD moeten aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen (artikel 87, §1, tweede lid, DLB). De kandidaat-leden moeten bijgevolg verkiesbare gemeenteraadskiezers zijn. Personen die niet als kandidaat aan de gemeenteraadsverkiezingen hebben deelgenomen, kunnen lid worden van het BCSD.
175. De leden en kandidaat-opvolgers van het BCSD worden schriftelijk voorgedragen door de verkozenen voor de gemeenteraad12. Kandidaat-leden en kandidaat-opvolgers die hebben deelgenomen aan de lokale verkiezingen, kunnen alleen voorgedragen worden door de lijsten of groepen van lijsten waarop ze zelf aan de gemeenteraadsverkiezingen deelgenomen hebben.
176. De verkiezing gebeurt aan de hand van akten van voordracht, model BCSD3. De Vlaamse Regering heeft bij het besluit van 21 juni 2024 dat model vastgelegd. Dat model met datumstempel is verplicht te gebruiken en is terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Op het model is opgenomen wat allemaal in de akte moet worden vermeld, welke documenten moeten worden bijgevoegd en wat de ontvankelijkheidsvereisten zijn.
4.2.4.1. De indiening van de akte van voordracht
177. De akten van voordracht van de leden van het BCSD worden uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad bezorgd aan de algemeen directeur. De algemeen directeur bezorgt een afschrift van de akten aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Elke voorgedragen kandidaat moet een recent uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister bezorgen, samen met een recent uittreksel uit het strafregister, model 1.
Elke voorgedragen kandidaat-opvolger moet een recent uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister bij de akte voegen.
Let op: de kandidaat-opvolger moet opnieuw een recent uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister bezorgen, samen met een recent uittreksel uit het strafregister, model 1, op het ogenblik dat hij het mandaat effectief opneemt.
4.2.4.2. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
178. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn gaat na of de akten van voordracht ontvankelijk zijn. Hij gaat na of alle gegevens, vermeld in het model, zijn verstrekt. Hij controleert of de akte van voordracht tijdig is ingediend, of het correcte model is gebruikt en of de voorgedragen kandidaten door voldoende leden van de raad voor maatschappelijk welzijn gesteund worden.
179. De ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn de volgende:
(i) het gebruik van het verplichte model.
Er moet gebruikgemaakt worden van het model BCSD3, zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering en ter beschikking gesteld op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
(ii) de tijdige indiening van de akte van voordracht.
De akte moet uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering aan de algemeen directeur zijn bezorgd.
(iii) de vermelding van de noodzakelijke gegevens.
De akte moet de voornaam, achternaam, geboortedatum, het beroep, het rijksregisternummer en de hoofdverblijfplaats van de kandidaat-leden en eventuele opvolgers vermelden;
(iv) de kandidaat-leden en kandidaat-opvolgers moeten voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden.
(v) de ondertekeningsvereisten (gesteund door voldoende raadsleden).
Als een voorgedragen kandidaat-lid van het BCSD niet deelgenomen heeft aan de verkiezingen, moet de akte van voordracht ten gunste van die kandidaat ondertekend zijn door de meerderheid van de verkozenen van de lijst of groep van lijsten die aan de lokale verkiezingen heeft deelgenomen en die dat kandidaat-lid voordraagt.
Als een voorgedragen kandidaat-lid van het BCSD wel heeft deelgenomen aan de lokale verkiezingen, kan die alleen worden voorgedragen met de steun van de meerderheid van de eigen lijst of groep van lijsten die aan de lokale verkiezingen heeft deelgenomen.
Als een lijst of groep van lijsten maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen. Ook voor de kandidaat-opvolger gelden die voorwaarden.
Als er een of meer opvolgers op de akte van voordracht zijn vermeld, moeten die beschikken over de meerderheid, zoals die geldt voor de kandidaat-leden. Als aan die voorwaarde niet is voldaan, is de akte van voordracht in haar geheel onontvankelijk.
De verbodsbepaling voor wie meer dan één akte van voordracht ondertekent, is van toepassing. Zie de toelichting daarover bij rn. 39-40. De handtekeningen van de persoon die meer dan één akte van voordracht heeft ondertekend, worden als onbestaand beschouwd. Als daardoor niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden die bepaald zijn voor de vereiste meerderheid, is de akte onontvankelijk. Als aan die voorwaarde wel nog is voldaan, is de akte ontvankelijk;
(v) de gendervereiste.
De akte moet kandidaat-leden van verschillend geslacht vermelden. Deze voorwaarde is uiteraard niet van toepassing als het gaat om een lijst of groep van lijsten waaraan maar één zetel in het BCSD is toegewezen. De gendervereiste geldt voor de effectief voorgedragen kandidaten. Om deze vereiste te controleren, mag geen rekening worden gehouden met het geslacht van eventuele kandidaat-opvolgers;
(vi) de vermelding van het aantal leden.
De akte mag niet meer kandidaat-leden vermelden dan het aantal dat aan de lijst of groep van lijsten is toegewezen.
180. Als de akte van voordracht ontvankelijk is, worden de voorgedragen kandidaat-leden en hun opvolgers verkozen verklaard.
181. Als een lijst of groep van lijsten die maar twee verkozenen telt, twee akten indient terwijl er maar één kandidaat-lid aan de lijst of de groep van lijsten is toegewezen, zijn beide akten onontvankelijk (artikel 92, derde lid, DLB).
182. De akte van voordracht kan ook de einddatum van het mandaat van een kandidaat-lid of van een kandidaat-opvolger vermelden. In voorkomend geval is het lid van het BCSD bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van rechtswege ontslagnemend en wordt het van rechtswege opgevolgd door de persoon die in de akte van voordracht als opvolger is vermeld. Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte, neemt de opvolger vervroegd het mandaat op.
4.2.4.3. Geen of geen ontvankelijke akte van voordracht op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn volgend op de installatievergadering van de gemeenteraad
183. Het is mogelijk dat op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn volgend op de installatievergadering van de gemeenteraad, het BCSD nog niet volledig is samengesteld. Dat is het geval als:
(i) een lijst of groep van lijsten geen ontvankelijke akte heeft ingediend voor de zetels die overeenkomstig artikel 91 aan de lijst of groep van lijsten zijn toegewezen;
(ii) een lijst of groep van lijsten een ontvankelijke akte heeft ingediend, waarop minder kandidaat-leden staan dan het aantal dat aan de lijst of groep van lijsten is toegewezen.
In deze gevallen kan een lijst of groep van lijsten een nieuwe akte van voordracht voor een kandidaat-lid of kandidaat-leden indienen (artikel 95, vierde lid, DLB).
4.2.4.4. Het onderzoek van de geloofsbrieven
184. Om na te gaan of het kandidaat-lid nog aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoet en zich niet in een geval van onverenigbaarheid bevindt, worden de geloofsbrieven van de verkozen leden van het BCSD onderzocht door de raad voor maatschappelijk welzijn. De geloofsbrieven omvatten de schriftelijke bewijsstukken die alle verkozenen, die opgeroepen zijn om de eed af te leggen, moeten voorleggen, waaruit blijkt dat ze op een wettige wijze zijn verkozen en dat er tegen hun verkiezing geen bezwaren zijn. De kandidaten moeten een recent uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister, een recent uittreksel uit het strafregister, model 1 en een verklaring op eer dat ze zich niet bevinden in een van de gevallen van onverenigbaarheid, zoals bepaald in artikel 100, in samenhang gelezen met artikel 10 van het DLB, voorleggen. Om de installatie van het BCSD vlot te laten verlopen, bezorgen de kandidaat-leden die stukken bij voorkeur uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering aan de algemeen directeur.
185. De onverenigbaarheden, zoals die gelden voor de gemeenteraadsleden, gelden ook voor de leden van het BCSD. Artikel 10 van het DLB waarin de regeling rond onverenigbaarheden is opgenomen, is van overeenkomstige toepassing op de leden van het BCSD (artikel 100, eerste lid, DLB). Daarop gelden twee uitzonderingen:
• het lidmaatschap van het BCSD is niet onverenigbaar met het lidmaatschap van de districtsraad (artikel 10, eerste lid, 5°, DLB is bijgevolg niet van toepassing op de leden van het BCSD);
• het onderwijzend personeel van de gemeente, die door het OCMW wordt bediend, kan wel lid van het BCSD zijn (artikel 100, eerste lid, DLB).
Het verkozen lid van het BCSD dat zich op het ogenblik van de installatie in een situatie bevindt die onverenigbaar is met het lidmaatschap van het BCSD, kan de eed niet afleggen en wordt bijgevolg geacht afstand te doen van het mandaat (artikel 101 juncto 11 DLB).
De raad voor maatschappelijk welzijn is bevoegd om zich uit te spreken over eventuele bezwaren in verband met de verkiesbaarheidsvoorwaarden (artikel 99 juncto 9 DLB). Die bezwaren moeten uiterlijk op de zitting voor het onderzoek van de geloofsbrieven ingediend worden bij de raad voor maatschappelijk welzijn. Tegen de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn over de geloofsbrieven kan beroep worden ingesteld bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen (artikel 147 DLB).
4.2.4.5. De eedaflegging
186. De verkozen leden van het BCSD van wie de geloofsbrieven door de raad voor maatschappelijk welzijn zijn goedgekeurd, leggen de volgende eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.” Ook het verkozen lid dat al als raadslid de eed heeft afgelegd, legt de eed af als lid van het BCSD.
Die eedaflegging vindt plaats in openbare zitting tijdens de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad.
De verkozen leden van het BCSD die aanwezig zijn op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad, en die de eed niet afleggen, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat (artikel 96, §2, DLB). De verkozen leden van het BCSD die niet aanwezig zijn op de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad, en die, nadat ze daartoe uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerste daaropvolgende vergadering, worden ook geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat (artikel 96, §3, DLB). Als het verkozen lid van het BCSD aanwezig is op de eerste daaropvolgende vergadering, legt dat lid in openbare vergadering de eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
187. Elke eedaflegging buiten het geval van algehele vernieuwing van het BCSD gebeurt alleen ten overstaan van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en in aanwezigheid van de algemeen directeur. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt dat ondertekend wordt door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn en door de algemeen directeur. Dat proces-verbaal van eedaflegging wordt bezorgd aan de voorzitter van het BCSD.
4.2.4.6. De opvolging tijdens de zittingsperiode
188. Als er in de oorspronkelijke akte van voordracht al een einddatum en een opvolger voor het lid van het BCSD opgenomen waren, is het lid van het BCSD van rechtswege ontslagnemend en neemt de opvolger bij het bereiken van die einddatum dat mandaat van rechtswege op.
Als het mandaat eindigt voor de einddatum, vermeld in de akte, neemt de opvolger vervroegd het mandaat op (artikel 92, zesde lid, DLB).
Leden van het BCSD die afstand doen van hun mandaat, van hun mandaat vervallen worden verklaard, als verhinderd worden beschouwd, ontslag hebben genomen of overleden zijn, worden vervangen door hun opvolger (artikel 105, §1, eerste lid, DLB).
Als er geen opvolger of opvolgers meer zijn, kunnen de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn van de lijst of groep van lijsten die het lid in kwestie heeft voorgedragen, samen een kandidaat-lid en een of meer kandidaat-opvolgers voordragen via het verplicht te gebruiken model BCSD3.
Die akte van voordracht wordt uiterlijk acht dagen voor de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn waarop de geloofsbrieven van het nieuwe lid van het BCSD en de opvolger of opvolgers zullen worden onderzocht, aan de algemeen directeur bezorgd. De algemeen directeur bezorgt een afschrift van de akte aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Als de akte ontvankelijk is, is de kandidaat verkozen verklaard en worden de kandidaat-opvolgers aangesteld in de volgorde van hun voordracht. Een opvolger die op grond van zijn geslacht een lid van het BCSD dat ontslag genomen heeft, niet kon opvolgen, wordt geacht opvolger te zijn van het nieuw verkozen lid van het BCSD en neemt een rang in voor de opvolgers die worden vermeld op de akte van voordracht.
Als de vervanging niet kan doorgaan of niet plaatsvindt binnen zestig dagen, gebeurt, met behoud van de toepassing van artikel 94, eerste lid, DLB, de vervanging bij een geheime stemming in een stemronde waarbij elk lid van de raad voor maatschappelijk welzijn over een stem beschikt en waarbij de kandidaat die de meeste stemmen behaalt, als verkozen wordt verklaard. Elke lijst of groep van lijsten kan daarvoor een akte van voordracht indienen conform artikel 92, tweede tot en met zevende lid. Bij staking van stemmen is de jongste kandidaat verkozen.
DEEL 3 – HET DISTRICTSBESTUUR
189. Voor de regeling van de installatie van de districtsraad, de verkiezing van de voorzitter van de districtsraad en de districtsschepenen kan verwezen worden naar de regeling voor de gemeenten (artikel 119 en 120 DLB). Voor de aanduiding van de districtsburgemeester geldt ook de algemene regel zoals die voor de gemeente geldt.
Om herhaling te vermijden, wordt in dit deel van de omzendbrief frequent verwezen naar de delen over de gemeente. De regeling die daar is uiteengezet voor de gemeenten is, op voorwaarde van de nodige vertalingen, van toepassing op de districten. Wat afwijkend is voor een nieuw opgericht district, wordt verder toegelicht onder punt 6 (cf. infra rn. 207-217).
Overzicht van de belangrijkste organen in de gemeente en het district
gemeente |
district |
gemeenteraad |
districtsraad |
voorzitter van de gemeenteraad |
voorzitter van de districtsraad |
college van burgemeester en schepenen |
districtscollege |
burgemeester |
districtsburgemeester |
schepen |
districtsschepen |
algemeen directeur |
districtssecretaris |
1. Het initiatiefrecht
190. De nieuwe regeling over het initiatiefrecht in de gemeente is ook van toepassing op de districten (artikel 119 DLB). Die regeling is toegelicht in randnummer 2 tot en met 10 en is identiek voor de districten, op voorwaarde dat de nodige vertalingen worden gemaakt overeenkomstig het vergelijkende schema dat opgenomen is in rn. 189. De verkozene met de meeste naamstemmen op de grootste lijst krijgt ook bij de districten een exclusief initiatiefrecht om na de verkiezingen een nieuwe meerderheid te vormen. De lijstgrootte wordt bepaald op basis van het stemcijfer, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van het stadsdistrictshoofdbureau (artikel 119 juncto artikel 5, §3, DLB). Afwijkend is dat de districtssecretaris de meldingen rond het initiatiefrecht publiceert op de webtoepassing van de gemeente.
2. De installatie van de districtsraad
2.1. De bijeenroeping van de districtsraad
191. De bijeenroeping van de nieuwe districtsraad gebeurt naar analogie van de bijeenroeping van de nieuwe gemeenteraad (artikel 119 juncto artikel 6, §1, DLB). De regeling, zoals omschreven voor de bijeenroeping van de gemeenteraad in randnummer 12 tot en met 17, geldt ook voor de bijeenroeping van de districtsraad. Daarbij moeten wel de nodige vertalingen gemaakt worden overeenkomstig het vergelijkende schema dat opgenomen is in randnummer 189.
De installatie van de districtsraad vindt plaats op dezelfde dag als de installatievergadering van de gemeenteraad of uiterlijk dertig dagen na de installatie van de gemeenteraad (artikel 119, tweede lid, DLB).
2.2. De agenda van de installatievergadering van de districtsraad
192. Er moet altijd, ook als de installatievergadering van rechtswege plaatsvindt, een agenda bezorgd worden aan de te installeren raadsleden. De volgende handelingen en beslissingen zijn aan de orde op de installatievergadering van de districtsraad:
• de kennisname van de definitieve verkiezingsuitslag;
• het onderzoek van de geloofsbrieven van de verkozen districtsraadsleden (cf. infra rn. 194);
• de eedaflegging van de districtsraadsleden (cf. infra rn. 195);
• de bepaling van de rangorde van de districtsraadsleden (cf. infra rn. 196);
• de vaststelling van de fracties in de districtsraad (cf. infra rn. 198);
• de verkiezing van de voorzitter van de districtsraad (cf. infra rn. 199);
• de verkiezing van de districtsschepenen, met inbegrip van de eedaflegging en de bepaling van de rangorde (cf. infra rn. 200);
• de aanduiding en de eedaflegging van de districtsburgemeester (cf. infra rn. 204-206).
2.3. De voorzitter van de installatievergadering van de districtsraad
193. Naar analogie van de regeling voor de gemeente wordt de installatievergadering voorgezeten door de uittredende voorzitter van de districtsraad (artikel 119 juncto 6, §2, DLB). Hij blijft voorzitter van de districtsraad tot een nieuwe voorzitter verkozen is. Als de uittredende voorzitter om een of andere reden de installatievergadering niet kan voorzitten, zit een uittredend lid van het districtscollege in volgorde van rang de vergadering voor. De districtsburgemeester neemt een hogere rang in dan de districtsschepenen.
2.4. Het onderzoek van de geloofsbrieven
194. Nadat de vergadering geopend is, onderzoeken de verkozen districtsraadsleden de geloofsbrieven. Dat gebeurt op dezelfde wijze als tijdens de installatie van de gemeenteraad (cf. supra rn. 20-24).
In verband met de onverenigbaarheden (artikel 119 juncto artikel 10 DLB) wordt opgemerkt dat personeelsleden van het OCMW kunnen zetelen in de districtsraad, terwijl ze niet kunnen zetelen in de gemeenteraad. Daarnaast heft het decreet van 16 juli 2021 ter versterking van de lokale democratie de onverenigbaarheid tussen het mandaat van districtsraadslid en het mandaat van lid van het BCSD op.
2.5. De eedaflegging
195. De eedaflegging van de districtsraadsleden gebeurt op dezelfde wijze als de eedaflegging van de gemeenteraadsleden (artikel 119 juncto 6, §3, eerste lid, DLB) (cf. supra rn. 25-26).
2.6. De rangorde van de districtsraadsleden
196. De rangorde van de districtsraadsleden wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de rangorde van de gemeenteraadsleden (artikel 119 juncto 6, §7, DLB – cf. supra rn. 28).
2.7. De schorsing van een verkozene door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State
197. Als een verkozene die de eed heeft afgelegd, geschorst is door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of in beroep door de Raad van State op grond van artikel 199 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet, bevindt dat raadslid zich in een situatie van wettelijke verhindering (artikel 119 in samenhang gelezen met artikel 12, eerste lid, 5°, DLB). De districtsraad neemt kennis van de uitspraak van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen of de Raad van State. Na de kennisname bevindt het raadslid zich in een staat van verhindering voor de periode waarvoor hij geschorst is. Tijdens die periode wordt het raadslid vervangen door de opvolger die wordt aangewezen overeenkomstig artikel 169 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet. De geloofsbrieven van de vervanger worden onderzocht. Na goedkeuring van de geloofsbrieven legt de opvolger zijn eed af.
2.8. De vaststelling van de fracties
198. De vaststelling van de fracties in de districtsraad gebeurt op dezelfde wijze als de vaststelling van de fracties in de gemeenteraad (artikel 126 juncto artikel 36 DLB – cf. supra rn. 31).
3. De verkiezing van de voorzitter van de districtsraad
199. De regels en de procedure voor de verkiezing van de voorzitter van de districtsraad zijn identiek aan de regels en de procedure voor de verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad (artikel 120 juncto artikel 7 DLB). Dat geldt zowel voor de indiening van de akte van voordracht, het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte, de situatie dat er geen (ontvankelijke) akte van voordracht op de installatievergadering is ingediend, als voor de opvolging van de voorzitter tijdens de zittingsperiode. De toelichting daarbij is terug te vinden in randnummer 32 tot en met 46.
Het is noodzakelijk om in de toelichting de nodige vertalingen te lezen aan de hand van het vergelijkende schema onder randnummer 189. Het verplichte model van de akte van voordracht voor de verkiezing van de voorzitter van de districtsraad is model DIST1. Als er op de installatievergadering geen ontvankelijke akte van voordracht is ingediend, wordt voor de verkiezing gebruikgemaakt van het verplichte model DIST2. Die modellen zijn op de dag van de verkiezingen vanaf 18 uur te downloaden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
4. De verkiezing van de districtsschepenen
200. Voor de procedure voor de verkiezing van de districtsschepenen wordt verwezen naar de toelichting zoals die opgenomen is bij de verkiezing van de schepenen onder deel 1 van de gemeente (cf. supra rn. 53 e.v.). Die procedure is van toepassing op de districtsschepenen, maar daarbij moeten wel de nodige vertalingen worden gemaakt aan de hand van het vergelijkende schema onder randnummer 189.
4.1. De verplichte modellen voor de verkiezing van de districtsschepenen
201. De procedure voor de verkiezing van de districtsschepenen is vergelijkbaar met de procedure voor de verkiezing van de schepenen in een gemeente (zie artikel 121 en 122 DLB). Dat geldt zowel voor de indiening van de akte van voordracht, het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte, de situatie als er geen (ontvankelijke) akte van voordracht op de installatievergadering is ingediend, als voor de opvolging van de schepenen tijdens de zittingsperiode.
De districtsschepenen worden verkozen op basis van een gezamenlijke akte van voordracht (model DIST3). Als er geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht wordt bezorgd aan de voorzitter van de installatievergadering van de districtsraad, is er binnen veertien dagen na de installatievergadering een afzonderlijke verkiezing van de districtsschepenen. Daarbij wordt gebruikgemaakt van model DIST4. De modellen zijn verplicht te gebruiken en zijn terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Voor een opvolging tijdens de zittingsperiode is model DIST5 van toepassing als er één nieuwe districtsschepen moet worden verkozen. Als er tegelijk meerdere mandaten van districtsschepen openvallen en de districtsraad die mandaten gezamenlijk wil invullen, wordt gebruikgemaakt van model DIST3.
4.2. Het aantal leden van het districtscollege
202. Er is een afwijkende regeling voor het aantal leden van het districtscollege. Het maximumaantal leden is niet decretaal vastgelegd. De gemeenteraad bepaalt het maximumaantal districtsschepenen per district dat door hem is opgericht. De gemeenteraad stelt dat maximumaantal vast uiterlijk op 1 juni van het jaar waarin de districtsraadsverkiezingen plaatsvinden. Het DLB legt wel een minimumaantal vast: het districtscollege moet, met inbegrip van de districtsburgemeester, minstens uit twee leden bestaan (artikel 121, §1, DLB).
De gemeenteraad heeft de volle autonomie om het maximumaantal leden van het districtscollege vast te stellen per district op basis van de bevolkingsaantallen. Het bevolkingsaantal geldt als objectieve grondslag als de gemeenteraad een onderscheid maakt tussen het aantal leden binnen de colleges van de verschillende districten. Zo kan het aantal leden van het districtscollege van een bepaald district nooit lager zijn dan het aantal leden van het districtscollege van een district met een lager bevolkingsaantal. Als de gemeenteraad een onderscheid wil maken, moet dat voor alle districten verhoudingsgewijs op dezelfde wijze gebeuren.
Als de gemeenteraad geen beslissing genomen heeft, blijft het maximumaantal districtsschepenen ongewijzigd ten opzichte van de vorige bestuursperiode.
203. Uiteraard is de districtsraad niet verplicht om te werken met het maximumaantal districtsschepenen dat door de gemeenteraad is bepaald. Het effectieve aantal districtsschepenen wordt vastgesteld op basis van het aantal leden dat via de gezamenlijke akte van voordracht wordt voorgedragen. Dit aantal mag uiteraard niet minder zijn dan het minimumaantal, zoals bepaald door het decreet, en mag niet meer zijn dan het maximumaantal, zoals vastgelegd door de gemeenteraad.
Als er geen of geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht van kandidaat-districtsschepenen wordt ingediend, beslist de districtsraad op de installatievergadering over het aantal te verkiezen districtsschepenen, rekening houdend met de voormelde grenzen.
5. De aanduiding van de districtsburgemeester
204. De aanduiding van de districtsburgemeester gebeurt op bijna dezelfde wijze als de aanduiding van een burgemeester in een gemeente. De leden van het districtscollege hebben niet langer de mogelijkheid om zelf een districtsburgemeester te kiezen uit hun midden. Ten gevolge van de wijziging die het decreet ter versterking van de lokale democratie heeft aangebracht, wordt de districtsburgemeester automatisch aangeduid (artikel 123 DLB).
205. Om te bepalen wie districtsburgemeester wordt, geldt de algemene regel dat de verkozene van Belgische nationaliteit met de meeste naamstemmen die tot de grootste fractie van de coalitie behoort districtsburgemeester wordt.
206. Voor het overige is de toelichting zoals die geldt voor de aanduiding van de burgemeester in een gemeente, van toepassing (cf. supra randnummers 95 e.v.). Daarbij worden de nodige vertalingen gemaakt aan de hand van het vergelijkende schema dat opgenomen is in randnummer 189. In tegenstelling tot bij de gemeenten is er geen benoeming door de Vlaamse Regering. De districtsburgemeester neemt dan ook meteen effectief het mandaat op. Er wordt in de districten niet gewerkt met een aangewezen-districtsburgemeester.
6. De afwijkende regels voor de oprichting van een nieuw district
207. Als een gemeente beslist om (nieuwe) districten op te richten, geldt voor die districten op een aantal gebieden een afwijkende regeling voor de installatie van de nieuwe districtsorganen. Voor het overige zijn de algemene bepalingen van toepassing, zoals die gelden voor de bestaande districten (zie supra).
208. Als een nieuw district is opgericht naar aanleiding van een samenvoeging van gemeenten, moet de algemeen directeur worden gelezen als algemeen directeur-coördinator.
6.1. De bijeenroeping van de nieuwe districtsraad bij nieuw opgerichte districten
209. De installatievergadering van de nieuwe districtsraad vindt plaats op dezelfde dag of uiterlijk dertig dagen na de installatie van de gemeenteraad. De installatie van de gemeenteraad moet eerst plaatsvinden. Aangezien er in het nieuwe district geen uittredende districtsraadsvoorzitter is, komt het de voorzitter van de gemeenteraad toe om de verkozen districtsraadsleden op te roepen voor de installatievergadering.
De voorzitter van de gemeenteraad brengt de verkozen districtsraadsleden ten minste acht dagen voor de installatievergadering op de hoogte van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering (artikel 119/1 DLB).
210. Als de voorzitter van de gemeenteraad geen oproeping uitstuurt, vindt de installatievergadering van rechtswege plaats in het gemeentehuis om 20 uur, dertig dagen na de installatie van de gemeenteraad. De algemeen directeur brengt de verkozen districtsraadsleden daarvan op de hoogte (artikel 119/1 DLB).
211. Als er een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing en als die vervolgens toch geldig is verklaard, worden de verkozen districtsraadsleden door de voorzitter van de gemeenteraad bijeengeroepen binnen vijftien dagen na de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is, maar op zijn vroegst na de installatievergadering van de gemeenteraad.
212. Als er een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing en als die verkiezing ongeldig wordt verklaard, wordt er een nieuwe verkiezing georganiseerd. In dat geval zal de voorzitter van de gemeenteraad de installatievergadering bijeenroepen binnen vijftien dagen na de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is.
6.2. De voorzitter van de installatievergadering
213. Aangezien er in een nieuw district geen uittredende districtsraadsvoorzitter is, zal de installatievergadering worden voorgezeten door de voorzitter van de gemeenteraad (artikel 119/1 DLB). Hij blijft voorzitter van de installatievergadering tot de geïnstalleerde districtsraadsleden een nieuwe voorzitter verkiezen.
Als de voorzitter van de gemeenteraad de installatievergadering niet kan voorzitten, wordt de vergadering voorgezeten door een lid van het college van burgemeester en schepenen in afnemende volgorde van rang.
Als een verkozen districtsraadslid voor zijn installatie afstand wil doen van zijn mandaat, brengt hij de voorzitter van de gemeenteraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand is definitief zodra de districtsraad daarvan heeft kennisgenomen.
6.3. De rangorde van de districtsraadsleden
214. Als een nieuw district wordt opgericht, zijn er nog geen uittredende districtsraadsleden. Er zijn bijgevolg geen verkozenen die al een zekere anciënniteit hebben kunnen opbouwen. In dat geval moet de rangorde bepaald worden door de verkozenen te rangschikken op basis van het aantal naamstemmen dat ze verkregen hebben. De verkozenen nemen in afnemende volgorde van het aantal naamstemmen de rang in.
6.4. De verkiezing van de districtsraadsvoorzitter
215. Voor de verkiezing van de voorzitter van een nieuwe districtsraad gelden dezelfde bepalingen als voor de verkiezing van een districtsraadsvoorzitter van een bestaand district (cf. supra rn. 199). Het enige afwijkende is dat de akte van voordracht voor de verkiezing van een voorzitter van de districtsraad bezorgd moet worden aan de algemeen directeur van de gemeente (artikel 120 DLB). Er is op dat moment nog geen districtssecretaris aan wie die akte bezorgd kan worden.
6.5. De verkiezing van de districtsschepenen
216. Het maximale aantal districtsschepenen voor het nieuwe district is vastgelegd door de gemeenteraad. Als de districtsvorming gepaard gaat met fusievorming, is het aantal districtsschepenen vastgelegd in een gezamenlijke beslissing van de gemeenteraden die beslist hebben over het gezamenlijke voorstel tot samenvoeging (artikel 347/2 DLB).
Voor de verkiezing van de districtsschepenen van een nieuw district gelden dezelfde bepalingen als voor de verkiezing van de districtsschepenen van een bestaand district. Het enige afwijkende is dat de akte van voordracht voor de verkiezing van de districtsschepenen bezorgd moet worden aan de algemeen directeur van de gemeente. De algemeen directeur van de gemeente bezorgt een afschrift van de akte aan de burgemeester van de gemeente (artikel 122 DLB).
6.6. De aanduiding van de districtsburgemeester
217. Voor de aanduiding van een districtsburgemeester van een nieuw district gelden dezelfde bepalingen als voor de aanduiding van een districtsburgemeester van een bestaand district (cf. supra rn. 204-206). De verkozene met de meeste naamstemmen die behoort tot de grootste meerderheidsfractie, wordt districtsburgemeester.
De enige afwijkende regeling is dat een eventuele akte van opvolging moet worden bezorgd aan de algemeen directeur van de gemeente. De algemeen directeur zal daarvan een afschrift bezorgen aan de burgemeester. De algemeen directeur bezorgt, nadat de districtsraadsleden de eed hebben afgelegd, de akte van opvolging aan de voorzitter van de districtsraad (artikel 123, §3, DLB).
DEEL 4. AFWIJKENDE REGELING VOOR DE INSTALLATIE VAN DE BESTUURSORGANEN VAN FUSIEGEMEENTEN
218. In dit deel worden de afwijkende regels voor de installatie van de bestuursorganen van de fusiegemeenten toegelicht. Voor het overige geldt de toelichting, zoals gegeven bij de gemeente.
1. Het initiatiefrecht
219. Wat het initiatiefrecht betreft, geldt er alleen een afwijking voor wie de handelingen in het kader van het initiatiefrecht moet bekendmaken. Dat is de taak van de algemeen directeur-coördinator (artikel 352/1 DLB). Dat betekent concreet:
• de verkozene voor de gemeenteraad die het initiatiefrecht heeft, kan afstand doen van dat recht door een verklaring van afstand in te dienen bij de algemeen directeur-coördinator;
• de algemeen directeur-coördinator maakt de elementen, vermeld in randnummer 9, nadat ze zich hebben voorgedaan, onmiddellijk bekend op de webtoepassingen van de samengevoegde gemeenten en de eventuele webtoepassing van de nieuwe gemeente.
220. Voor de overige elementen van het initiatiefrecht wordt verwezen naar de toelichting in randnummer 2 tot en met 10.
2. De installatie van de gemeenteraad
2.1. Het tijdstip en de bijeenroeping van de installatievergadering
221. Ook bij de samenvoeging van gemeenten is het van belang om te weten of er een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen (cf. supra rn. 12 e.v.).
222. Verder verschilt de regeling op een aantal punten die hierna worden toegelicht. Een bezwaar tegen de verkiezingen heeft in dit geval gevolgen voor:
• de bijeenroeping van de nieuwe gemeenteraad en het tijdstip van de installatievergadering;
• de samenvoegingsdatum en de inwerkingtreding van de rechtsgevolgen van de samenvoeging.
2.1.1. Er is geen bezwaar ingediend tegen de verkiezing
223. De samenvoegingsdatum is 1 januari van het jaar dat volgt op de eerste verkiezing van de nieuwe gemeenteraad. Concreet is dat 1 januari 2025. De rechtsgevolgen treden in werking op de samenvoegingsdatum (art. 350 DLB).
Als er geen bezwaar is ingediend, is de uitslag van de verkiezing die afgekondigd is door het hoofdbureau in het proces-verbaal, of, in voorkomend geval, ambtshalve gewijzigd is door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, definitief na afloop van de bezwaartermijn (artikel 203, tweede en derde lid, LPKD). De Raad voor Verkiezingsbetwistingen zal in dit geval geen formele geldigverklaring uitspreken.
224. De installatievergadering vindt van rechtswege plaats op de eerste werkdag van januari om 20 uur, dat is 2 januari 2025. De installatievergadering vindt dus niet plaats op een van de eerste vijf werkdagen van december. Het tijdstip van de installatievergadering kan ook niet vrij bepaald worden. De algemeen directeur-coördinator brengt de verkozen gemeenteraadsleden, voor de goede orde, ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad op de hoogte van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering. De plaats van de installatievergadering is het gemeentehuis van de gemeente waarvan de algemeen directeur aangewezen is als coördinator, tenzij de samengevoegde gemeenten een andere afspraak hebben gemaakt (artikel 353, §1, 1° en 2°, DLB).
225. Ook de termijnen voor de indiening van de voordrachten zijn verschillend. De termijn voor de indiening van de akten van voordracht voor kandidaat-voorzitter van de gemeenteraad, kandidaat-schepenen, kandidaat-voorzitter van het BCSD en kandidaat-leden van het BCSD blijft acht dagen. Die akten worden bezorgd aan de algemeen directeur-coördinator (artikel 353, §3, DLB). Dat betekent concreet:
datum installatievergadering |
uiterste datum van oproeping (ten minste acht dagen voor de installatievergadering) |
uiterste datum voor het bezorgen van akten van voordracht aan de algemeen directeur-coördinator (uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering) |
donderdag 2 januari 2025 |
woensdag 25 december 2024 |
woensdag 25 december 2024 |
2.1.2. Er is een bezwaar ingediend tegen de verkiezing
226. Als er bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing, moet de uitslag van de verkiezing definitief zijn voor kan worden overgegaan tot de installatie van de nieuwe gemeenteraad (artikel 355/1, §2, derde lid, DLB).
De samenvoegingsdatum van de nieuwe gemeente wordt vastgesteld op de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is (artikel 355/1, §2, DLB).
De uittredende voorzitter van de gemeenteraad van de gemeente waarvan de algemeen directeur aangewezen is als coördinator, roept de gemeenteraad bijeen (artikel 353, §1, DLB).
2.2. De voorzitter van de installatievergadering
227. De installatievergadering van de nieuwe gemeente wordt voorgezeten door de uittredende voorzitter van de gemeenteraad van de gemeente waarvan de algemeen directeur aangewezen is als coördinator. Die blijft voorzitter van de gemeenteraad tot een nieuwe voorzitter verkozen is. Als de uittredende voorzitter de installatievergadering niet kan voorzitten, wordt de vergadering voorgezeten door een uittredend lid van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waarvan de algemeen directeur aangewezen is als coördinator, in volgorde van rang (artikel 353, §2, eerste lid, DLB). De samengevoegde gemeenten kunnen in onderlinge afspraak een van de andere voorzitters van de gemeenteraden van de samengevoegde gemeenten aanwijzen om de installatievergadering voor te zitten (artikel 353, §2, tweede lid, DLB).
2.3. De kennisgeving van de afstand van mandaat
228. Een verkozen gemeenteraadslid dat voor zijn installatie afstand wil doen van zijn mandaat, brengt de uittredende voorzitter van de gemeenteraad van de gemeente waarvan de algemeen directeur aangewezen is als coördinator, daarvan schriftelijk op de hoogte (artikel 353, §2/1, DLB).
2.4. Gemeentehuis
229. Behalve als er tussen de samengevoegde gemeenten een andere afspraak is gemaakt, doet het gemeentehuis van de gemeente waarvan de algemeen directeur aangewezen is als coördinator, dienst als gemeentehuis van de nieuwe gemeente, zolang de gemeenteraad geen ander gebouw als gemeentehuis heeft gekozen (artikel 353, §4, DLB).
2.5. De vaststelling van de rangorde
230. Bij de vaststelling van de rangorde wordt rekening gehouden met de anciënniteit, zoals die opgebouwd is in de gemeenteraden van de samengevoegde gemeenten.
3. De verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad
231. De verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad van een fusiegemeente verloopt op dezelfde wijze als de verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad van een niet-fusiegemeente. Daarvoor wordt verwezen naar de toelichting in randnummer 32 tot en met 43. De voordracht moet op dezelfde modellen gebeuren als toegelicht in het deel van de gemeente. Er zijn maar een aantal afwijkende regels:
• de termijn voor het bezorgen van de akte van voordracht voor kandidaat-voorzitter ligt op uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad. De akte wordt bezorgd aan de algemeen directeur-coördinator (artikel 353, §3, DLB). Als de installatievergadering van rechtswege plaatsvindt op 2 januari 2025, is de uiterste indieningsdatum voor de akte van voordracht 25 december 2024;
• de algemeen directeur-coördinator bezorgt een afschrift van de akte van voordracht aan de voorzitter van de installatievergadering nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd;
• als er geen ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering wordt bezorgd, kiest de gemeenteraad een voorzitter overeenkomstig artikel 7, §4, DLB. De akte van voordracht wordt in dat geval bezorgd aan de algemeen directeur-coördinator.
4. De verkiezing van de schepenen
232. De verkiezing van de schepenen van een fusiegemeente gebeurt op dezelfde wijze als de verkiezing van de schepenen van een niet-fusiegemeente. Daarvoor wordt verwezen naar de toelichting in randnummer 47 tot en met 76. De voordracht moet op dezelfde modellen gebeuren als toegelicht in het deel van de gemeente. Er zijn maar een aantal afwijkende regels:
• het college van burgemeester en schepenen van nieuwe gemeenten die overeenkomstig de samenvoegingsdecreten van 19 april 2024 op 1 januari 2025 van start gaan, kan in de eerste bestuursperiode uit twee extra schepenen bestaan ten opzichte van een gemeente met een gelijkaardig inwonersaantal (artikel 355, eerste lid, DLB). Die twee extra schepenen zijn meegeteld in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2024;
• de gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-schepenen van de eerste gemeenteraad van de nieuwe gemeente wordt uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering bezorgd aan de algemeen directeur-coördinator (artikel 353, §3, tweede lid, DLB). Als de installatievergadering van rechtswege plaatsvindt op 2 januari 2025, is de uiterste indieningsdatum 25 december 2024;
• aangezien de algemeen directeur-coördinator de akte van voordracht ontvangt, bezorgt de algemeen directeur-coördinator de akte van voordracht aan de voorzitter van de installatievergadering nadat de gemeenteraadsleden de eed hebben afgelegd;
• als er geen of geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht is ingediend, kunnen er individuele akten van voordracht van een kandidaat-schepen worden bezorgd aan de algemeen directeur-coördinator. Er is dan sprake van een individuele verkiezing van de schepenen.
5. De aanduiding van de burgemeester
5.1. De aftredende burgemeesters
233. De aftredende burgemeesters van de samengevoegde gemeenten blijven in functie op het grondgebied van de samengevoegde gemeente waarin ze als burgemeester hun bevoegdheden hebben uitgeoefend, tot de burgemeester van de nieuwe gemeente is geïnstalleerd (artikel 351/1 DLB). Elk van hen blijft tot aan de installatie van de nieuwe burgemeester bevoegd binnen het oude ‘eigen’ grondgebied. De burgemeester van de nieuwe gemeente is geïnstalleerd als die de eed als aangewezen-burgemeester heeft afgelegd.
5.2. Aanduiding van de burgemeester
234. Voor de aanwijzing van de burgemeester kan verwezen worden naar de algemene regeling, zoals toegelicht in randnummer 95 tot en met 118. De verkozene met de meeste naamstemmen die tot de grootste fractie van de coalitie behoort, zal de eed als aangewezen- burgemeester afleggen (artikel 354/1 in samenhang gelezen met artikel 58 DLB).
5.3. De opvolging van de burgemeester tijdens de bestuursperiode
235. De regeling voor de opvolging van een burgemeester in een fusiegemeente verschilt met de regeling van de opvolging van een burgemeester in een niet-fusiegemeente.
In een fusiegemeente kan er een akte van opvolging worden ingediend. De akte van opvolging moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° ze draagt een gemeenteraadslid voor dat de Belgische nationaliteit heeft;
2° ze is gedaan op model GEM8, zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering en met datumstempel ter beschikking gesteld op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur;
3° ze vermeldt de einddatum van het mandaat van burgemeester;
4° ze vermeldt de voor- en achternaam van de persoon die de burgemeester opvolgt;
5° ze is ondertekend door meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen hebben deelgenomen;
6° ze is ondertekend door de meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat-opvolger zijn verkozen. Als de lijst waarop de naam van de kandidaat-opvolger voorkomt maar twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van een van hen;
7° ze is uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur-coördinator bezorgd.
De regeling voor de akte van opvolging in een fusiegemeente is afwijkend van de regeling voor de akte van opvolging in een gewone gemeente (zie randnummer 119 e.v.).
236. De afwijkende regeling houdt in dat in een fusiegemeente de kandidaat-opvolger niet hoeft te behoren tot de fractie van de burgemeester die wordt opgevolgd. Er is evenmin voorzien in een datum waarop de opvolging op zijn vroegst uitwerking kan krijgen. Er kunnen ook meerdere kandidaat-opvolgers worden voorgedragen.
In het begin van de bestuursperiode kunnen afspraken worden gemaakt om tussentijds een of meer burgemeesterwissels door te voeren. Die regeling is opgenomen in artikel 354/1 van het DLB.
5.3.1. De opvolging zonder een akte van opvolging
237. Als er voor de installatievergadering geen akte van opvolging is ingediend, geldt de algemene vervangingsregeling van de burgemeester conform artikel 58, §1 en §2, van het DLB (cf. supra rn. 120).
5.3.2. De opvolging met akte van opvolging
238. Voor de installatievergadering kan een akte van opvolging worden ingediend (artikel 354/1, §1, DLB). Om de akte van opvolging in te dienen, moet gebruikgemaakt worden van het verplichte model dat de Vlaamse Regering daarvoor heeft vastgesteld. Dat model GEM8 is te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
239. De akte van opvolging wordt uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad aan de algemeen directeur-coördinator bezorgd. De algemeen directeur-coördinator bezorgt een afschrift van de akte aan de burgemeester van de gemeente waar hij algemeen directeur is.
240. In de akte van opvolging kunnen verschillende opvolgers worden voorgedragen. Het is belangrijk dat telkens de einddatum van het mandaat is opgenomen. Het verplicht te gebruiken model bepaalt wat allemaal in de akte van opvolging moet worden vermeld en wat de ontvankelijkheidsvoorwaarden zijn. In het model is daarbij de nodige toelichting gegeven.
241. Voor de ontvankelijkheidsvoorwaarden wordt verwezen naar rn. 235.
Ook voor de ondertekening van de akte van opvolging geldt het verbod, vermeld in artikel 7, §2 DLB. Niemand kan dus meer dan één akte van opvolging ondertekenen. De overtreding van dat verbod heeft in alle akten van opvolging de ongeldigheid tot gevolg van alle handtekeningen die in strijd met dit voorschrift zijn geplaatst. Zie hiervoor de toelichting onder rn. 39-40.
242. Bij de akte van opvolging worden de volgende documenten gevoegd:
(i) een recent uittreksel uit het bevolkingsregister. Dat geldt als een getuigschrift van inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente van de voorgedragen opvolger;
(ii) een recent bewijs van goed zedelijk gedrag van de voorgedragen kandidaat door middel van een recent uittreksel uit het strafregister, model 1.
243. Als de voorzitter van de raad de akte van opvolging ontvankelijk verklaart, bezorgt de voorzitter de akte aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering beslist om de opvolgers al dan niet te benoemen bij het bereiken van de einddatum van het mandaat van de titularis. Als de Vlaamse Regering overgaat tot benoeming van de opvolger, wordt die meteen benoemd als burgemeester. Er is geen noodzaak om in deze gevallen te werken met een aangewezen-burgemeester. Daarop bestaat één uitzondering, namelijk als de datum die bepaald is voor de opvolging in de akte van opvolging, binnen twee maanden na de installatievergadering ligt. In dat geval legt de gekozen opvolger op de installatievergadering ook de eed af als aangewezen-burgemeester met ingang van de vastgestelde datum in de akte van opvolging. Er worden dan tegelijk twee benoemingsdossiers opgestart en samen met de benoeming van de eerste aangewezen-burgemeester zal ook een besluit tot ontslag van die burgemeester worden genomen. Beide benoemde burgemeesters zullen de eed moeten afleggen bij de provinciegouverneur, ook al is de eerste burgemeester niet langer in functie. Dat is nodig omdat het voor de uitwerking van de akte van opvolging noodzakelijk is dat de op te volgen burgemeester het mandaat van burgemeester heeft aanvaard. Die definitieve aanvaarding kan alleen blijken uit de eedaflegging bij de provinciegouverneur.
244. Als er geen akte van opvolging is ingediend of als er geen batige opvolgers meer zijn opgenomen in de akte van opvolging, zal bij het openvallen van het mandaat van burgemeester de algemene regeling conform artikel 58, §1 en §2, DLB worden toegepast. Er wordt in de fusiegemeenten niet gewerkt met een akte van voordracht.
6. De installatie van de raad voor maatschappelijk welzijn
245. De installatie van de raad voor maatschappelijk welzijn in een nieuwe gemeente verloopt volgens de regeling die in de gewone gemeenten geldt.
7. De verkiezing van de voorzitter van het BCSD
246. De verkiezing van de voorzitter van het BCSD in een nieuwe gemeente verloopt volgens de regeling die in de gewone gemeenten geldt (cf. supra rn. 151 e.v.). De enige afwijking is dat de akte van voordracht voor de voorzitter van het BCSD niet uiterlijk drie dagen, maar wel uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering moet worden bezorgd aan de algemeen directeur-coördinator. Aangezien de installatievergadering van de eerste gemeenteraad van de nieuwe gemeente van rechtswege plaatsvindt op 2 januari 2025, is de uiterste indieningsdatum 25 december 2024.
8. De verkiezing van de leden van het BCSD
247. De verkiezing van de leden van het BCSD in een nieuwe gemeente verloopt volgens de regeling die in de gewone gemeenten geldt (cf. supra rn. 164 e.v.), met de volgende uitzonderingen:
- de verklaring van lijstenverbinding wordt bezorgd aan de algemeen directeur-coördinator;
- de algemeen directeur-coördinator gaat na hoeveel zetels in het BCSD aan de verschillende lijsten of groepen van lijsten toekomen. Hij maakt het resultaat van die bewerking bekend op de webtoepassing van de gemeente waarvan de algemeen directeur is aangewezen als algemeen directeur-coördinator, uiterlijk de dag na de uiterste datum om een verklaring van lijstenverbinding aan te gaan (artikel 346, eerste lid, DLB);
- de akte van voordracht voor de leden van het BCSD wordt uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad bezorgd aan de algemeen directeur-coördinator.
DEEL 5 – AFWIJKENDE REGELING VOOR DE RANDGEMEENTEN EN DE GEMEENTE VOEREN
248. Het decreet Lokaal Bestuur is van toepassing op alle gemeenten in het Vlaamse Gewest. Niettemin zijn er enkele afwijkende bepalingen van toepassing op de zes randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) en de gemeente Voeren. Die afwijkende bepalingen vinden hun grondslag in de Nieuwe Gemeentewet (hierna NGW genoemd) en in de Organieke Wet van 8 juli 1976 op de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (hierna OCMW-wet genoemd).
1. Het gemeentebestuur
1.1. De gemeenteraad
249. De gemeenteraad wordt rechtstreeks verkozen. De installatie en organisatie van de gemeenteraad verlopen in de randgemeenten en de gemeente Voeren op dezelfde wijze als in de andere gemeenten van het Vlaamse Gewest. Er is maar één uitzondering. Doordat het college van burgemeester en schepenen rechtstreeks verkozen wordt (cf. infra rn. 250), is de regeling over het initiatiefrecht (artikel 5, §3, DLB) in deze gemeenten niet van toepassing (artikel 516 DLB). Er volgt immers geen gezamenlijke akte van voordracht voor de schepenen. Er is dan ook geen agendapunt over de verkiezing van de schepenen, maar alleen een kennisname van de rechtstreeks verkozen schepenen en van hun eedaflegging op de installatievergadering. In de randgemeenten en de gemeente Voeren is er geen bijzonder comité voor de sociale dienst. Alleen de rechtstreeks verkozen schepenen en de burgemeester maken deel uit van het college van burgemeester en schepenen. De installatievergadering van de gemeenteraad hoeft niet te worden geschorst.
1.2. Het college van burgemeester en schepenen
1.2.1. De samenstelling en de rangorde
250. Het college van burgemeester en schepenen wordt in de randgemeenten en de gemeente Voeren rechtstreeks verkozen door de gemeenteraadskiezers (artikel 15, §2, NGW). Er wordt met andere woorden niet gewerkt met een gezamenlijke akte van voordracht. Na de verdeling van het aantal schepenmandaten over de lijsten op basis van de verkiezingsuitslag worden de mandaten toegekend aan de verkozenen binnen de lijsten met de meeste naamstemmen. Daardoor is er geen verplichte aanwezigheid van personen van verschillend geslacht in het college.
251. Het aantal schepenen is wettelijk bepaald (artikel 16 NGW). Daarvan kan niet worden afgeweken. Het is dus niet mogelijk om, zoals bij de andere gemeenten, het aantal schepenen te verminderen in een gezamenlijke akte van voordracht of bij afzonderlijke beslissing van de gemeenteraad.
252. Alleen de rechtstreeks verkozen schepenen maken, naast de burgemeester, deel uit van het college van burgemeester en schepenen.
253. De rang van de schepenen wordt bepaald door de volgorde van de toewijzing van het mandaat, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van het hoofdbureau (artikel 15, §2, zesde lid, NGW). De gemeenteraad kan die rangorde niet wijzigen.
1.2.2. De opvolging tijdens de zittingsperiode
254. Omdat er niet met een akte van voordracht wordt gewerkt, is het niet mogelijk om in een einddatum voor het mandaat en/of in een opvolger te voorzien. Als een schepen vervangen moet worden, wordt hij opgevolgd door een raadslid van dezelfde lijst als die van de te vervangen schepen, in volgorde van hun verkiezing (artikel 15, vijfde lid, NGW). De nieuwe schepen neemt dan de laatste rang in.
1.3. De aanduiding van de burgemeester
255. Er bestaat een verschil in de aanduiding van de burgemeester in de zes randgemeenten in vergelijking met de aanduiding van de burgemeester in de gemeente Voeren.
1.3.1. De aanduiding en benoeming van de burg/emeester in de randgemeenten
256. De procedure voor de benoeming van de burgemeester in de gemeenten Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem is geregeld in artikel 524/1 en 524/2 van het DLB en in artikel 13bis van de Nieuwe Gemeentewet.
In die gemeenten wordt de burgemeester benoemd door de Vlaamse Regering uit de verkozenen voor de gemeenteraad, die hem daartoe kunnen voordragen door middel van een akte van voordracht.
De burgemeester kan ook worden benoemd buiten de verkozenen voor de gemeenteraad uit de gemeenteraadskiezers met de Belgische nationaliteit die minstens vijfentwintig jaar oud zijn. De burgemeester die buiten de raad is benoemd, is in alle gevallen stemgerechtigd in het college van burgemeester en schepenen en beschikt over een raadgevende stem in de gemeenteraad (artikel 524/1, §3, DLB).
Er is bijgevolg geen schorsing van de installatievergadering van de gemeenteraad nodig in de randgemeenten.
1.3.1.1. Het verplichte model van de akte van voordracht
257. Voor de voordracht van de burgemeester moet model GEM9 gebruikt worden. Dat model is terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur. De Vlaamse Regering heeft dat model vastgelegd bij het besluit van 21 juni 2024. Het model vermeldt de precieze gegevens die moeten worden ingevuld en de documenten die moeten worden bijgevoegd.
1.3.1.2. De indiening van de akte van voordracht
258. De akte van voordracht (model GEM9) wordt voorgelegd aan de provinciegouverneur. Bij de akte van voordracht worden de volgende documenten gevoegd:
(i) een recent uittreksel uit het bevolkingsregister. Dat geldt als een getuigschrift van inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente van de voorgedragen kandidaat en van de eventueel voorgedragen opvolgers;
(ii) een recent bewijs van goed zedelijk gedrag van de voorgedragen kandidaat door middel van een recent uittreksel uit het strafregister, model 1;
(iii) een uittreksel uit de notulen van de gemeenteraadszitting waarop de akte van voordracht is bevestigd door de gemeenteraad, als dat al gebeurd is op het moment van de indiening van de akte (cf. infra rn. 262 e.v.).
1.3.1.3. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
259. Zodra de Vlaamse Regering de voordrachtsakte, die door de gemeenteraad is bevestigd, heeft ontvangen, beschikt ze over een termijn van zestig dagen om over te gaan tot de benoeming van de aangewezen-burgemeester, of tot een mededeling van de weigering van de benoeming (artikel 13bis, §2, NGW).
260. Eerst wordt de ontvankelijkheid van de voordracht gecontroleerd. De provinciegouverneur controleert voor de Vlaamse Regering de volgende voorwaarden:
(i) de voorgedragen kandidaat bezit de Belgische nationaliteit;
(ii) de voordracht is gedaan op het model dat door de Vlaamse Regering is vastgesteld;
(iii) de voorgedragen kandidaat valt niet onder een van de gevallen van onverenigbaarheid, vermeld in artikel 10 van het DLB;
(iv) de voordracht wordt door voldoende verkozenen gesteund.
Om ontvankelijk te zijn, moet de akte ondertekend zijn door:
o meer dan de helft van alle verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen hebben deelgenomen;
o een meerderheid van de kandidaten die verkozen zijn op de lijst van de voorgedragen kandidaat-burgemeester. De voorgedragen kandidaat en de eventuele opvolger(s) kunnen de voordracht meeondertekenen. Als de lijst van de kandidaat-burgemeester slechts twee verkozenen telt, volstaat het dat een van hen de voordracht ondertekent.
Een akte van voordracht die na de installatievergadering van de gemeenteraad wordt voorgelegd, is alleen ontvankelijk als ze is ondertekend door meer dan de helft van de gemeenteraadsleden én door de meerderheid van de gemeenteraadsleden die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat-burgemeester zijn verkozen.
Als er een of meer opvolgers op de akte van voordracht zijn vermeld, moet de opvolger beschikken over een dubbele meerderheid, zoals dat het geval is voor de effectief voorgedragen burgemeester. Als aan die voorwaarde niet is voldaan, is de akte van voordracht in haar geheel onontvankelijk.
De handtekeningen van de persoon die meer dan één akte van voordracht heeft ondertekend, worden als onbestaand beschouwd. Als daardoor niet meer wordt voldaan aan de dubbele meerderheidsvoorwaarde, is de akte onontvankelijk. Als aan die voorwaarden wel nog is voldaan, is de akte ontvankelijk. De verbodsbepaling voor wie meer dan één akte van voordracht ondertekent, is bijgevolg van toepassing. Zie daarvoor de toelichting bij rn. 39-40.
261. De provinciegouverneur voert ook een onderzoek naar de geschiktheid van de aangewezen-burgemeester voor het ambt. Hij wint daarvoor het advies in van de procureur-generaal en bezorgt een omstandig advies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden. Zie voor dat onderzoek ook de toelichting bij randnummer 115 tot en met 117.
1.3.1.4. De bevestiging van de akte van voordracht door de gemeenteraad
262. De akte van voordracht moet worden bevestigd door de gemeenteraad (artikel 13bis, §1, NGW). Dat kan al op de installatievergadering gebeuren. De bevestiging is een beslissing van de gemeenteraad bij gewone meerderheid en wordt als dusdanig genotuleerd. Dit agendapunt komt in de plaats van het agendapunt van de aanduiding van de burgemeester in de gewone gemeenten en de gemeente Voeren.
263. De akte van voordracht kan al vóór de installatievergadering worden voorgelegd aan de provinciegouverneur. In dat geval moet hij wachten tot de gemeenteraad de akte van voordracht heeft bevestigd, voor hij de akte van voordracht aan de Vlaamse Regering bezorgt. Het is dan ook noodzakelijk dat het bestuur zo snel mogelijk een uittreksel uit de notulen met de bevestiging door de gemeenteraad bezorgt aan de provinciegouverneur. Als de akte van voordracht na de installatievergadering aan de provinciegouverneur wordt voorgelegd, voegt het bestuur dat uittreksel meteen bij de akte van voordracht.
264. Vanaf de bevestiging van de akte in de gemeenteraad draagt de kandidaat-burgemeester de titel van aangewezen-burgemeester. Hij oefent dan alle functies uit die aan de burgemeester zijn toegewezen. Hij wordt echter nog niet vervangen in het schepencollege als hij ook tot schepen is verkozen.
265. Als bij de installatie van de gemeenteraad nog geen burgemeester is benoemd, wijst de gemeenteraad een schepen of een gemeenteraadslid van Belgische nationaliteit aan om, in afwachting van die benoeming, het ambt van burgemeester waar te nemen (artikel 14, tweede lid, NGW). Daarmee wordt de situatie bedoeld als er nog geen aangewezen-burgemeester is na de installatievergadering. Dat is het geval als de gemeenteraad de akte van voordracht nog niet bevestigd heeft.
1.3.1.5. De benoeming en de eedaflegging
266. Als de Vlaamse Regering de aangewezen-burgemeester benoemt of als ze geen beslissing neemt binnen zestig dagen na de ontvangst van de akte van voordracht, is de aangewezen-burgemeester definitief benoemd. Voor hij zijn mandaat aanvaardt, legt de burgemeester eerst de eed af bij de provinciegouverneur. De eedformule luidt: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.” (artikel 13bis NGW en 524/2 DLB).
Als het raadslid dat tot burgemeester is benoemd en de eed als burgemeester heeft afgelegd, al verkozen was tot schepen, wordt hij als schepen vervangen in het college.
1.3.1.6. De weigering tot benoeming
267. Als de Vlaamse Regering de aangewezen-burgemeester weigert te benoemen, deelt ze die beslissing mee aan de aangewezen-burgemeester, aan de gouverneur en aan de adjunct-gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, aan de algemeen directeur van de betrokken gemeente en aan de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de mededeling aan de aangewezen-burgemeester vermeldt ze ook waar het administratieve dossier kan worden geraadpleegd.
Vervolgens heeft de aangewezen-burgemeester de kans om de niet-benoeming aan te vechten volgens een specifieke beroepsprocedure bij de algemene vergadering van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 13bis, §5, NGW).
Als de aangewezen-burgemeester geen beroep indient of als de Raad van State de beslissing om niet te benoemen, bevestigt, is de niet-benoeming definitief. De gemeenteraad heeft vanaf dat moment dertig dagen om een nieuwe akte van voordracht te bevestigen.
Als de Raad van State de beslissing om de aangewezen-burgemeester niet te benoemen, vernietigt, is de aangewezen-burgemeester door dat arrest van rechtswege benoemd tot burgemeester en wordt hij vervangen als schepen als hij is verkozen als schepen (artikel 13bis, §7, NGW). Hij wordt uitgenodigd door de provinciegouverneur om zijn eed af te leggen.
1.3.1.7. De opvolging tijdens de zittingsperiode
268. Als de akte van voordracht van burgemeester een einddatum van het mandaat van de burgemeester vermeldt, kunnen op de akte van voordracht een of meer kandidaat-opvolgers vermeld worden. Bij het bereiken van de einddatum van het mandaat is de burgemeester van rechtswege ontslagnemend. Als het mandaat eindigt voor de einddatum die vermeld is in de akte van voordracht, of als de eerste kandidaat-opvolger zijn mandaat niet opneemt, wordt de voordracht van de eerstvolgende opvolger die vermeld is in de akte, vervroegd.
Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen of als er geen opvolger is vermeld, moeten de gemeenteraadsleden een nieuwe kandidaat-burgemeester voordragen. Dat is het geval als de kandidaat-burgemeester het mandaat niet aanvaardt of als de burgemeester van zijn mandaat vervallen wordt verklaard, als de burgemeester als verhinderd wordt beschouwd, afgezet of geschorst wordt, ontslag neemt of overlijdt.
Voor die gevallen en voor iedere opvolging in de loop van de zittingsperiode moet gebruikgemaakt worden van het verplichte model van de akte van voordracht voor een kandidaat-burgemeester tijdens de zittingsperiode (model GEM9), dat terug te vinden is op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur. Zolang de aangewezen-burgemeester niet is benoemd door de Vlaamse Regering, wordt hij niet als schepen vervangen, als hij als schepen werd verkozen.
Een nieuwe akte van voordracht moet opnieuw bevestigd worden door de gemeenteraad. Dezelfde procedure voor benoeming als bij het begin van de bestuursperiode wordt doorlopen. Een eerder voorgedragen kandidaat-burgemeester die niet benoemd is, kan tijdens dezelfde bestuursperiode niet meer opnieuw worden voorgedragen, tenzij op basis van nieuwe feiten of gegevens (artikel 524/1, §2, DLB).
1.3.2. De aanduiding van de burgemeester in de gemeente Voeren
269. In de gemeente Voeren is de algemene wijze van benoeming van de burgemeester, zoals geregeld in artikel 58 DLB, van toepassing (artikel 524, eerste lid, DLB). De verkozene van Belgische nationaliteit met de meeste naamstemmen die behoort tot de grootste meerderheidsfractie, wordt burgemeester (cf. supra rn. 95 e.v.).
De samenstelling van het college van burgemeester en schepenen in de gemeente Voeren wordt bepaald door na te gaan tot welke fracties de rechtstreeks verkozen schepenen behoren. Elke fractie waarvan een raadslid rechtstreeks tot schepen is verkozen, maakt deel uit van het college van burgemeester en schepenen. Er is in de gemeente Voeren daarom dus geen schorsing nodig van de gemeenteraad om de burgemeester aan te duiden.
Het gemeenteraadslid van Belgische nationaliteit met de meeste naamstemmen dat behoort tot de grootste fractie van de meerderheid, draagt de titel van aangewezen-burgemeester. Hij legt de eed af als aangewezen-burgemeester in handen van de voorzitter van de gemeenteraad. De Vlaamse Regering wordt meteen op de hoogte gebracht van die eedaflegging. Vervolgens begint het benoemingsproces.
Nadat de Vlaamse Regering, bij delegatie de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, de aangewezen-burgemeester tot burgemeester heeft benoemd, legt hij opnieuw de eed af als burgemeester in handen van de provinciegouverneur.
2. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn
270. De raad voor maatschappelijk welzijn wordt zowel in de zes randgemeenten als in de gemeente Voeren rechtstreeks verkozen door de gemeenteraadskiezers (artikel 17bis OCMW-wet). Ook de leden van het vast bureau worden rechtstreeks verkozen (artikel 27bis OCMW-wet). De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt benoemd door de Vlaamse Regering, bij delegatie de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur (artikel 25bis OCMW-wet). Ten slotte wordt er in die gemeenten geen BCSD opgericht (artikel 544 DLB).
De installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn verloopt voor het overige volledig analoog aan de installatievergadering van de gemeenteraad van de randgemeenten en de gemeente Voeren.
Geschillen over de verkiezingen van de raad voor maatschappelijk welzijn worden niet behandeld door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, maar wel door de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant (voor de randgemeenten) en door het college van provinciegouverneurs (voor de gemeente Voeren) (artikel 18bis OCMW-wet).
2.1. De raad voor maatschappelijk welzijn
2.1.1. De samenstelling
271. Het aantal leden van de raad voor maatschappelijk welzijn is decretaal bepaald (artikel 528 DLB).
Door de rechtstreekse verkiezing van de raad voor maatschappelijk welzijn is de samenstelling van de raad niet gelijk aan die van de gemeenteraad. Het blijven volledig onderscheiden organen. Er is geen onverenigbaarheid tussen het mandaat van gemeenteraadslid en lid van de raad voor maatschappelijk welzijn. Een persoon kan dus verkozen worden voor beide raden en ook in beide raden zetelen.
Doordat de leden rechtstreeks worden verkozen, is niet vereist dat beide geslachten vertegenwoordigd zijn in de raad voor maatschappelijk welzijn.
2.1.2. De installatie
272. De installatie van de raadsleden is geregeld in artikel 531 DLB. De installatievergadering voor de raad voor maatschappelijk welzijn vindt plaats binnen de eerste vijf werkdagen van december. De uittredende voorzitter van de raad brengt de verkozen leden ten minste acht dagen voor de vergadering op de hoogte van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering. Als hij dat niet doet, vindt de installatievergadering van rechtswege plaats op de vijfde werkdag van december om 20 uur in het gemeentehuis. Voor de goede orde brengt de algemeen directeur de verkozenen daarvan op de hoogte.
Als er een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing en als die vervolgens toch geldig wordt verklaard, roept de uittredende voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn de installatievergadering samen binnen vijftien dagen na de dag waarop de uitslag van de verkiezing definitief is.
Als er een bezwaar is ingediend tegen de verkiezing en als die vervolgens ongeldig wordt verklaard en er een nieuwe verkiezing gehouden moet worden, roept de uittredende voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn de installatievergadering samen binnen vijftien dagen nadat de uitslag van de nieuwe verkiezing definitief is.
De installatievergadering wordt voorgezeten door de uittredende voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn tot een waarnemend voorzitter is aangeduid (artikel 25bis OCMW-wet).
2.1.3. De agenda van de installatievergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn
273. De agenda voor de vergadering van de raad voor maatschappelijk welzijn, aansluitend op de installatievergadering van de gemeenteraad, vloeit in belangrijke mate voort uit het DLB zelf. De volgende handelingen en beslissingen zijn aan de orde op die vergadering:
1. het onderzoek van de geloofsbrieven en de eedaflegging van de raadsleden (cf. infra rn. 274);
2. de vaststelling van de rangorde van de verkozenen (artikel 531, §7, DLB);
3. de aanduiding waarnemend voorzitter.
Aangezien de voorzitter wordt benoemd uit de leden van de raad en op voorstel van de raad, zal er op de installatievergadering nog geen benoemde voorzitter zijn. De raad wijst dan een raadslid aan om, in afwachting van de benoeming, het ambt van voorzitter waar te nemen (artikel 25bis OCMW-wet). Tot dat gebeurd is, zit de uittredende voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn de installatievergadering voor;
4. de verkiezing van de kandidaat-voorzitter (cf. infra rn. 275 e.v.);
5. de eedaflegging van de leden van het vast bureau.
2.1.4. Het onderzoek van de geloofsbrieven en de eedaflegging
274. De raad voor maatschappelijk welzijn onderzoekt de geloofsbrieven van de verkozen leden. Het onderzoek van de geloofsbrieven gebeurt door de verkozenen zelf. Als hun geloofsbrieven zijn goedgekeurd, leggen de verkozen leden, voor ze hun mandaat aanvaarden, in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de voorzitter van de installatievergadering: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.”
De voorzitter van de installatievergadering legt, als die herkozen is als raadslid, de eed af in handen van het oudste lid van de raad voor maatschappelijk welzijn.
De verkozen leden die aanwezig zijn op de installatievergadering, maar die de eed niet afleggen, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat. Dat geldt ook voor de verkozen leden die niet aanwezig zijn op de installatievergadering en die, nadat ze daartoe uitdrukkelijk zijn opgeroepen, ook zonder geldige reden afwezig zijn op de eerstvolgende vergadering.
2.2. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn
2.2.1. De verkiezing van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn
275. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn wordt benoemd door de Vlaamse Regering uit de leden van de raad, op voorstel van de raad (artikel 25bis OCMW-wet). De raad voor maatschappelijk welzijn moet dus met een gewone raadsbeslissing een kandidaat-voorzitter aanduiden. Die beslissing wordt dan onmiddellijk bezorgd aan de Vlaamse Regering, die het benoemingsproces start.
De benoemde voorzitter legt in handen van de provinciegouverneur de volgende eed af: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.”
De voorzitter is verplicht op de eerste vergadering die hij na zijn benoeming voorzit, een vervanger aan te wijzen. Hij kan ook meerdere vervangers aanwijzen. In dat geval stelt hij een rangorde op.
In afwachting van de benoeming neemt het raadslid dat aangewezen is door de raad, het ambt van voorzitter waar (cf. supra rn. 273).
2.2.2. De opvolging van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn tijdens de bestuursperiode
276. Door deze procedure is het niet mogelijk om voor de voorzitter van de raad op voorhand een einddatum van het mandaat vast te stellen of een opvolger aan te duiden.
Als het mandaat van de voorzitter tijdens de zittingsperiode een einde neemt, moet het hele benoemingsproces worden hernomen, net zoals in het begin van de zittingsperiode. Tot aan de benoeming wordt het voorzitterschap waargenomen op de volgende manier:
1. door een of meer leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, in volgorde van de rangorde, zoals de voorzitter die heeft bepaald;
2. door de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn in volgorde van hun anciënniteit.
2.3. Het vast bureau
2.3.1. De samenstelling en de eedaflegging
277. Ook de leden van het vast bureau worden in de randgemeenten en de gemeente Voeren rechtstreeks verkozen door de gemeenteraadskiezers (artikel 27bis OCMW-wet). Er is dus geen verplichte vertegenwoordiging van beide geslachten in het vast bureau.
Voor ze hun mandaat aanvaarden, leggen de leden van het vast bureau in openbare zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn de volgende eed af in handen van de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.” Wie de eed na twee opeenvolgende uitnodigingen niet heeft afgelegd, wordt geacht zijn mandaat als lid van het vast bureau niet te aanvaarden (artikel 541, §4, DLB).
Het aantal leden van het vast bureau is decretaal bepaald. Daar kan niet van afgeweken worden. Als de voorzitter zelf ook rechtstreeks is verkozen tot lid van het vast bureau, wordt die bij het aantal leden meegerekend. Als hij niet is verkozen tot lid van het vast bureau, wordt hij niet bij dat aantal meegerekend en wordt hij aan het vast bureau toegevoegd. Het vast bureau bestaat in dat geval uit het decretaal vastgestelde aantal leden en de voorzitter (artikel 541 DLB en artikel 27bis, §1, derde lid, OCMW-wet).
2.3.2. De voorzitter van het vast bureau
278. De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn is van rechtswege ook de voorzitter van het vast bureau. Hij heeft een beraadslagende stem. Als de voorzitter van het vast bureau tijdelijk moet worden vervangen, gebeurt dat in de volgende volgorde:
1. door de personen die hij zelf op de raad voor maatschappelijk welzijn als zijn vervangers heeft aangewezen;
2. door het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn met de meeste anciënniteit, dat lid is van het vast bureau (artikel 541, §2, DLB).
2.3.3. De tussentijdse opvolging van een lid van het vast bureau
279. Als een lid van het vast bureau ontslag neemt als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, is hij van rechtswege ook ontslagnemend in het vast bureau.
Als hij alleen ontslag wil nemen als lid van het vast bureau, deelt hij dat mee aan de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Het ontslag is definitief na de ontvangst van die kennisgeving door de voorzitter. Het ontslagnemende lid blijft deel uitmaken van het vast bureau tot zijn opvolger is geïnstalleerd (artikel 541, §3, DLB). Hij wordt opgevolgd door het lid van de raad voor maatschappelijk welzijn met de meeste naamstemmen van dezelfde lijst.
2.4. Het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD)
280. In de randgemeenten en de gemeente Voeren wordt er geen BCSD opgericht. De bevoegdheden van het BCSD worden uitgeoefend door het vast bureau. De bevoegdheden van de voorzitter van het BCSD worden uitgeoefend door de voorzitter van het vast bureau (artikel 544 DLB).
DEEL 6 – HET PROVINCIEBESTUUR
281. Dit deel van de omzendbrief licht de installatie van de bestuursorganen van de provincie toe. Als de installatie identiek is aan de installatie van de bestuursorganen van de gemeente, wordt naar de regeling voor de gemeenten verwezen met de nodige vertalingen aan de hand van het onderstaande vergelijkende overzicht.
Vergelijkend overzicht van de belangrijkste organen binnen de gemeente en de provincie dat moet worden toegepast bij de analoge lezing:
gemeente |
provincie |
gemeenteraad |
provincieraad |
voorzitter van de gemeenteraad |
voorzitter van de provincieraad |
college van burgemeester en schepenen |
deputatie |
burgemeester |
n.v.t. |
schepen |
gedeputeerde |
algemeen directeur |
provinciegriffier |
1. De installatie van de provincieraad
282. De procedure voor de installatie van de provincieraad is geregeld in artikel 5 tot en met 18 van het PD. In grote mate zijn de regels voor de installatie van de provincieraad gelijklopend met de regels voor de installatie van de gemeenteraad. De grootste uitzondering is dat er geen initiatiefrecht geldt in de provincie en dat de modellen van akte van voordracht niet verplicht te gebruiken zijn.
1.1. De bijeenroeping van de provincieraad
283. Als er tegen de provincieraadsverkiezing van 13 oktober 2024 geen bezwaar is ingediend, vindt de installatievergadering van de nieuwe provincieraad plaats op een van de eerste vijf werkdagen van de maand december 2024.
Het PD geeft aan de uittredende voorzitter van de provincieraad de mogelijkheid om de plaats, de dag (binnen de eerste vijf werkdagen van december) en het tijdstip te bepalen waarop de installatievergadering bijeenkomt. Als er niets bepaald wordt, vindt de installatievergadering van rechtswege plaats op de eerste werkdag van december om 10 uur in het provinciehuis (artikel 7, §1, PD). Dat is op maandag 2 december 2024.
De uittredende voorzitter van de provincieraad roept de verkozen provincieraadsleden ten minste veertien dagen voor de installatievergadering van de provincieraad op. Als de provincieraad bij gebrek aan oproeping van rechtswege samenkomt op 2 december 2024, brengt de provinciegriffier, voor de goede orde, de verkozen provincieraadsleden daarvan op de hoogte ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de provincieraad (artikel 7, §1, PD).
Als de installatievergadering door eventuele bezwaren niet kan plaatsvinden op een van de eerste vijf werkdagen van december 2024, wordt de regeling uit het PD toegepast die analoog is met de regeling bij de installatie van de gemeenteraad (zie toelichting bij randnummer 12 e.v.).
Als de installatie van de provincieraad ten gevolge van een wijziging van de zetelverdeling niet kan plaatsvinden op een van de eerste vijf werkdagen van december 2024, worden de nieuw verkozen raadsleden bijeengeroepen binnen tien dagen na de dag waarop de zetelverdeling definitief is (artikel 7, §1, vierde lid, PD).
Als de nieuw verkozen provincieraadsleden in geval van bezwaar tegen de verkiezing niet zijn bijeengeroepen door de uittredende voorzitter overeenkomstig de voorgeschreven regels, roept een uittredend lid van de deputatie de raad bijeen. De rangorde van de gedeputeerden wordt daarbij in acht genomen (artikel 7, §1, zesde lid, PD).
1.2. De agenda van de installatievergadering van de provincieraad
284. Er moet altijd, ook als de installatievergadering van rechtswege plaatsvindt, een agenda worden bezorgd aan de te installeren raadsleden. Die agenda vloeit in belangrijke mate voort uit het PD zelf. De volgende punten staan op de agenda van de installatievergadering:
• de kennisname van de definitieve verkiezingsuitslag;
• het onderzoek van de geloofsbrieven van de verkozen provincieraadsleden (cf. infra rn. 285-286);
• de eedaflegging van de provincieraadsleden (cf. infra rn. 287- 289);
• de bepaling van de rangorde van de provincieraadsleden (cf. infra rn. 290);
• de fractievorming in de provincieraad (cf. infra rn. 291);
• de verkiezing van de voorzitter van de provincieraad (cf. infra rn. 292-297);
• de verkiezing van de gedeputeerden (cf. infra rn. 298-304), met inbegrip van de eedaflegging en de bepaling van de rangorde van de gedeputeerden (cf. infra rn. 305).
1.3. Het onderzoek van de geloofsbrieven
285. Nadat de vergadering geopend is, onderzoekt de provincieraad de geloofsbrieven van de verkozen provincieraadsleden (artikel 7, §3, PD). Het onderzoek van de geloofsbrieven gebeurt door de verkozenen zelf. Dat is het enige prerogatief van de provincieraadsleden voor ze de eed hebben afgelegd. De provincieraad is bevoegd om zich uit te spreken over eventuele bezwaren in verband met de verkiesbaarheidsvoorwaarden. Die bezwaren moeten vóór het onderzoek van de geloofsbrieven ingediend worden bij de provincieraad. Het onderzoek gaat na of de verkozenen nog aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen en zich niet in een van de gevallen van onverenigbaarheid bevinden.
286. Verkozen provincieraadsleden die zich op het ogenblik van de installatievergadering in een situatie bevinden die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de provincieraad, kunnen de eed niet afleggen en worden bijgevolg geacht afstand te doen van het mandaat dat aan hen toegekend is (artikel 12, eerste lid, PD).
1.4. De eedaflegging
287. Voor ze hun mandaat aanvaarden, leggen de verkozen provincieraadsleden van wie de geloofsbrieven zijn goedgekeurd, in openbare vergadering de volgende eed af in handen van de voorzitter van de installatievergadering: “Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.” De voorzitter van de installatievergadering legt, als hij herkozen is als provincieraadslid, de eed af in handen van het provincieraadslid dat de meeste anciënniteit bezit. Bij gelijke anciënniteit legt hij de eed af in handen van de oudste van hen (artikel 7, §3, PD).
288. De verkozen provincieraadsleden die voor hun installatie afstand willen doen van hun mandaat, brengen de voorzitter van de provincieraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand wordt definitief zodra de provincieraad daarvan kennis heeft genomen (artikel 9 PD).
289. De verkozen provincieraadsleden die aanwezig zijn op de installatievergadering en die de eed niet afleggen, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat. De verkozen provincieraadsleden die niet aanwezig zijn op de installatievergadering en die, nadat ze daartoe uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerste daaropvolgende vergadering, worden ook geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat (artikel 7, §4, PD).
1.5. De rangorde van de provincieraadsleden
290. De bepaling van de rangorde van de provincieraadsleden is gebaseerd op anciënniteit of, in voorkomend geval, op het aantal naamstemmen of lijststemmen (artikel 7, §6, PD). De vaststelling van de rangorde van de provincieraadsleden is van belang om in de vervanging van de gedeputeerde te voorzien als die tijdelijk afwezig is. De rangorde van de provincieraadsleden wordt op analoge wijze bepaald als de rangorde van de gemeenteraadsleden (cf. supra rn. 28).
Daarenboven is de bepaling van de rangorde van de provincieraadsleden van belang om uit te maken wie de installatievergadering voorzit als de uittredende voorzitter van de provincieraad de installatievergadering niet kan voorzitten (artikel 7, §2, PD).
1.6. De fractievorming in de provincieraad
291. De provincieraadsleden die op dezelfde lijst zijn verkozen, vormen één fractie in de provincieraad (artikel 38, §1, PD).
In afwijking van dat algemene principe kunnen de kandidaat-provincieraadsleden die op dezelfde lijst verkozen zijn, twee fracties in de provincieraad vormen op voorwaarde dat aan bepaalde voorwaarden is voldaan (artikel 38, §2, PD). De verkozenen op één lijst kunnen echter in geen geval meer dan twee fracties vormen in de provincieraad. De beslissing om na de verkiezingen vanuit één lijst twee afzonderlijke fracties te (kunnen) vormen in de provincieraad, moet al genomen zijn bij de indiening van de akte van voordracht of de verbeteringsakte van de kandidaten voor de provincieraadsverkiezingen zelf. Als dat niet gebeurd is, kunnen geen aparte fracties in de provincieraad gevormd worden. De akte inzake fractievorming vermeldt voor alle kandidaat-provincieraadsleden tot welke fractie ze zullen behoren in geval van verkiezing. Die keuze is niet herroepbaar. De akte inzake fractievorming is vastgesteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2024.
Lijsten moeten voorafgaand aan de verkiezingen beslissen of de lijst in twee fracties wordt opgesplitst of kan worden opgesplitst. In dat laatste geval wordt alleen overgegaan tot de vorming van twee fracties als een meerderheid van de verkozen provincieraadsleden die potentieel een afzonderlijke fractie kunnen uitmaken, daartoe op de installatievergadering beslist.
Het is ook mogelijk dat meerdere lijsten zich willen verenigen tot één fractie. Tot onderlinge vereniging van de lijsten kan alleen worden beslist als de meerderheid van de verkozenen op elk van die lijsten daarmee instemt (artikel 38, §3, PD).
2. De verkiezing van de voorzitter van de provincieraad
292. De procedure voor de verkiezing van de voorzitter van de provincieraad is geregeld in artikel 8 van het PD. Op de installatievergadering van de provincieraad en nadat de provincieraadsleden de eed hebben afgelegd, kiest de provincieraad via een akte van voordracht zijn voorzitter onder de provincieraadsleden van Belgische nationaliteit.
2.1. De inhoud van de akte van voordracht
293. Het model van de akte van voordracht voor een kandidaat-voorzitter van de provincieraad (model PROV 1) is terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
De inhoud van de akte van voordracht voor de voorzitter van de provincieraad is identiek aan de inhoud van de akte van voordracht van de voorzitter van de gemeenteraad. Ook de verbodsbepaling voor wie meer dan één akte van voordacht ondertekent, is van toepassing (cf. toelichting supra rn. 39). Het enige verschil bestaat erin dat de akte van voordracht niet moet worden opgemaakt met het model dat op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur ter beschikking is gesteld. De modelakte (PROV 1) is vrijblijvend te gebruiken en vormt voor de verkiezing van de voorzitter van de provincieraad geen ontvankelijkheidsvoorwaarde.
2.2. De indiening van de akte van voordracht
294. De akte van voordracht (model PROV1) wordt uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de provincieraad aan de provinciegriffier bezorgd. Als de installatievergadering van rechtswege plaatsvindt op 2 december 2024, is dat uiterlijk op 24 november 2024. Een akte die niet tijdig is bezorgd of te weinig geldige handtekeningen telt, is onontvankelijk.
2.3. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
295. Nadat de provincieraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de provinciegriffier de akte van voordracht van de kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering.
De voorzitter van de installatievergadering gaat na of de akte van voordracht ontvankelijk is en alle gegevens zijn verstrekt. Hij controleert of de gedagtekende akte van voordracht tijdig is ingediend en of de voorgedragen kandidaat de Belgische nationaliteit bezit en door voldoende provincieraadsleden gesteund wordt. Daarvoor geldt dezelfde regeling als voor de gemeente (cf. supra rn. 38 e.v.). Voor de provincieraad geldt er echter geen verplicht gebruik van het model van de akte van voordracht. Een ander verschil is dat de akte uiterlijk acht dagen en geen drie dagen voor de installatievergadering moet worden bezorgd. Voor het overige zijn de ontvankelijkheidsvoorwaarden identiek.
Als de akte van voordracht ontvankelijk is, wordt de voorgedragen kandidaat-voorzitter verkozen verklaard. Daarvoor volstaat een akteneming. Er vindt geen stemming plaats omdat door de ontvankelijkheidsverklaring van de akte van voordracht al is gebleken dat de kandidaat door een dubbele meerderheid van de provincieraadsleden wordt gesteund.
Na de verkiezing van de voorzitter stelt de provincieraad zijn bureau samen op basis van het huishoudelijk reglement. Dat reglement bepaalt vrij de samenstelling van het bureau, op voorwaarde dat er minstens één ondervoorzitter wordt gekozen en dat de fracties met minstens drie fractieleden in ieder geval vertegenwoordigd zijn (artikel 8, §5, PD).
2.4. Geen (ontvankelijke) akte van voordracht op de installatievergadering
296. Als er geen of geen ontvankelijke akte van voordracht van kandidaat-voorzitter aan de voorzitter van de installatievergadering wordt bezorgd, kiest de provincieraad binnen veertien dagen een voorzitter. De provincieraadsleden kunnen daarvoor uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de provincieraad een gedagtekende akte van voordracht bezorgen aan de provinciegriffier.
Het model van de akte van voordracht voor een kandidaat-voorzitter van de provincieraad, als er geen (ontvankelijke) akte op de installatievergadering is bezorgd, is terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur (PROV 2).
Hier geldt dezelfde regeling als voor de gemeente (cf. supra rn. 42-43). Voor de provincie geldt er echter geen verplicht gebruik van het model van de akte van voordracht. Het model is vrijblijvend te gebruiken en vormt geen ontvankelijkheidsvoorwaarde.
2.5. De opvolging tijdens de zittingsperiode
297. Als er in de oorspronkelijke akte van voordracht een einddatum voor de voorzitter van de provincieraad opgenomen is, is de voorzitter van rechtswege ontslagnemend vanaf die datum en neemt de (eventueel vermelde) opvolger bij het bereiken van die einddatum het mandaat van rechtswege op.
Als het mandaat eindigt vóór de einddatum die wordt vermeld in de akte, neemt de opvolger het mandaat vervroegd op. Als de persoon die als opvolger is vermeld, het mandaat niet kan opnemen, neemt de eerstvolgende opvolger het mandaat vervroegd op. Als de persoon die als laatste opvolger is vermeld, ook het mandaat niet opneemt, wordt een nieuwe voorzitter verkozen op basis van een akte van voordracht (model PROV 1). Die voordracht moet worden gesteund door een dubbele meerderheid (artikel 8, §1, PD).
Als er geen opvolger is aangewezen in de akte van voordracht, wordt een nieuwe voorzitter verkozen op basis van een akte van voordracht (model PROV 1) (artikel 8, §4, PD).
Als men vaststelt dat er geen of geen ontvankelijke akte van voordracht is ingediend, volgt een verkiezing op basis van een akte van voordracht (model PROV 2) (cf. supra rn. 296).
3. De verkiezing van de gedeputeerden
298. De procedure voor de verkiezing van de gedeputeerden is geregeld in artikel 44 tot en met 50 van het PD. Op de installatievergadering van de provincieraad en nadat de provincieraadsleden de eed hebben afgelegd, worden de gedeputeerden door de provincieraadsleden via een gezamenlijke akte van voordracht verkozen.
3.1. Het aantal gedeputeerden
299. De deputatie bestaat uit ten hoogste vier leden (artikel 44, §1, eerste lid, PD). Het kunnen er dus ook minder dan vier zijn. Dat kan door minder dan vier gedeputeerden voor te dragen op de akte van voordracht, met toepassing van artikel 45 van het PD, of door een opengevallen mandaat niet in te vullen, met toepassing van artikel 50 van het PD (cf. infra rn. 306).
3.2. De samenstelling van de deputatie: personen van verschillend geslacht
300. De deputatie moet bestaan uit personen van een verschillend geslacht (artikel 44, §2, PD en artikel 11bis Grondwet).
Als de deputatie bestaat uit personen van hetzelfde geslacht en dus niet rechtsgeldig is samengesteld, wordt de laatste verkozen gedeputeerde in rang van rechtswege vervangen. De wijze waarop en door wie die gedeputeerde van rechtswege vervangen wordt, is geregeld in artikel 44, §2, tweede lid, van het PD.
3.3. De inhoud van de akte van voordracht
301. Het model van de akte van voordracht van de kandidaat-gedeputeerden (model PROV 3) is terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur. De gedeputeerden worden in principe verkozen op basis van die gezamenlijke akte van voordracht.
De inhoud van de akte is identiek aan de inhoud van de akte van voordracht voor de kandidaat-schepenen. Er wordt verder verwezen naar de toelichting onder randnummer 55 e.v. van deze omzendbrief. Voor de akte van voordracht van kandidaat-gedeputeerden geldt er echter geen verplicht gebruik van een modelakte. Een ander verschil is dat de akte acht dagen voor de installatievergadering wordt bezorgd in plaats van drie dagen. De modelakte (PROV 3) is dus vrijblijvend te gebruiken en vormt voor de verkiezing van de gedeputeerden geen ontvankelijkheidsvoorwaarde. Evenmin geldt de naleving van het initiatiefrecht.
3.4. De indiening van de akte van voordracht
302. De akte van voordracht (model PROV 3) wordt uiterlijk acht dagen voor de installatievergadering van de provincieraad aan de provinciegriffier bezorgd. Als de installatievergadering van rechtswege plaatsvindt op 2 december 2024, gebeurt dat uiterlijk op 24 november 2024. De provinciegriffier bezorgt een afschrift van de akte aan de uittredende voorzitter van de provincieraad of aan degene die hem vervangt. Een akte die niet tijdig is bezorgd of te weinig geldige handtekeningen telt, is onontvankelijk.
3.5. Het ontvankelijkheidsonderzoek van de akte van voordracht
303. Nadat de provincieraadsleden de eed hebben afgelegd, bezorgt de provinciegriffier de gezamenlijke akte van voordracht van de kandidaat-gedeputeerden aan de voorzitter van de provincieraad.
De voorzitter van de provincieraad controleert de ontvankelijkheid van de akte. Hij gaat na of alle gegevens zijn verstrekt. Hij controleert of de akte van voordracht tijdig is ingediend en of de voorgedragen kandidaten door voldoende provincieraadsleden gesteund worden.
Als de akte van voordracht ontvankelijk is, worden de voorgedragen kandidaat-gedeputeerden verkozen verklaard en is het aantal gedeputeerden vastgelegd tot de eerstvolgende vernieuwing van de provincieraad, tenzij de provincieraad in de loop van de bestuursperiode beslist een opengevallen mandaat van gedeputeerde niet in te vullen.
3.6. Geen (ontvankelijke) akte van voordracht op de installatievergadering
304. Als er geen of geen ontvankelijke gezamenlijke akte van voordracht wordt voorgelegd, is er binnen veertien dagen een afzonderlijke verkiezing van de gedeputeerden onder de provincieraadsleden. De provincieraadsleden kunnen daarvoor kandidaat-gedeputeerden voordragen. Per mandaat van gedeputeerde wordt uiterlijk drie dagen voor de eerstvolgende vergadering van de provincieraad een gedagtekende akte van voordracht aan de provinciegriffier bezorgd (artikel 45, §3, PD).
Het model van de akte van voordracht van een kandidaat-gedeputeerde (model PROV 4) is terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur. Dat model is vrijblijvend te gebruiken en vormt dus geen ontvankelijkheidsvoorwaarde.
Voor de ontvankelijkheidsvereisten van de akte en de verdere procedure van de verkiezing wordt verwezen naar de bespreking bij de verkiezing van de schepenen in de gemeenten. De toelichting daarbij is te vinden in randnummer 67 e.v. Die toelichting moet gelezen worden aan de hand van de nodige vertalingen overeenkomstig het vergelijkende schema dat opgenomen in randnummer 281. Het enige verschil bestaat erin dat het model van de akte van voordracht (PROV4) niet verplicht te gebruiken is.
3.7. De rangorde van de gedeputeerden
305. De rang van de gedeputeerden wordt bepaald door de rangorde op de gezamenlijke akte van voordracht of, in geval van individuele verkiezing, door de volgorde van de stemmingen.
3.8. De opvolging tijdens de zittingsperiode
306. De provincieraad heeft de mogelijkheid om een opengevallen mandaat van gedeputeerde al dan niet in te vullen. De mogelijkheid om een opengevallen mandaat van gedeputeerde niet in te vullen, geldt niet als daardoor de deputatie niet langer is samengesteld uit personen van een verschillend geslacht. De provincieraad heeft evenmin de mogelijkheid om een opengevallen mandaat niet in te vullen als er een vervanger was opgenomen in de akte van voordracht en die vervanger het mandaat effectief opneemt.
Als de provincieraad het mandaat invult, kan er gebruikgemaakt worden van model PROV5 bij de verkiezing van één gedeputeerde en model PROV3 bij de verkiezing voor twee mandaten van gedeputeerde die tegelijk openvallen. Die modellen zijn niet verplicht te gebruiken.
Deze omzendbrief kan ook geraadpleegd worden via het internet op het volgende adres: https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/.
1 Als fractie E1 en E2 even groot zijn, komt het initiatiefrecht toe aan degene met de meeste naamstemmen op de volledige lijst E. Als de verkozenen een identiek aantal naamstemmen hebben behaald, komt het initiatiefrecht toe aan de verkozene die het hoogst gerangschikt stond op de lijst. De andere fractie heeft geen recht op initiatief.
2 AIs de vervaldag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt die vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. Aangezien de vervaldag in dit geval zaterdag 23 november 2024 is, wordt die verplaatst naar maandag 25 november 2024 (artikel 23, eerste lid, DBRC-decreet en artikel 5 BVR van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges).
3 Of van de nieuwe verkiezing in geval van ongeldigverklaring van de verkiezingen.
4 Dit scenario is alleen mogelijk als een lijst in twee fracties is gesplitst. Het plaatsvervangende raadslid behoort dan mogelijk tot een andere fractie dan het raadslid dat vervangen wordt.
5 Zie Schema 2. “Data voor de installatievergadering op uitnodiging van de uittredende voorzitter van de gemeenteraad” voor een overzicht van de uiterste data om een akte in te dienen.
6 “voor hetzelfde mandaat” betekent dat men een akte van voordracht voor voorzitter mag ondertekenen en daarnaast ook een akte van voordracht voor schepenen. Men mag een akte van voordracht voor voorzitter ondertekenen voorafgaand aan de installatievergadering, en opnieuw een akte van voordracht voor een nieuwe voorzitter ondertekenen als een vervanging noodzakelijk blijkt in de loop van de bestuursperiode. Het is evenwel niet toegelaten om twee officiële akten van voordracht voor bijvoorbeeld de voorzitter van de gemeenteraad te ondertekenen.
7 Besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2024 tot vaststelling van het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden per gemeente, schepenen per gemeente, leden van de raad voor maatschappelijk welzijn en van het vast bureau van Voeren en van de faciliteitengemeenten rond Brussel, leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst per gemeente, stadsdistrictsraadsleden per stadsdistrict in Antwerpen en provincieraadsleden per provincie en per provinciedistrict.
8 Voor de duidelijkheid: als tijdens de eerste veertien dagen van het initiatiefrecht door de houder ervan een coalitie wordt gevormd, zal de akte tijdens die eerste periode al worden ingediend. De termijn van uiterlijk drie dagen voor de installatievergadering is de algemene regel.
9 Het aantal leden van de fractie, zoals vastgesteld op de installatievergadering, blijft bevroren wat betreft de aanduiding van de burgemeester, zelfs als er een effectieve wijziging in zetelaantal is in geval van opvolging tussen twee fracties die als een gezamenlijke lijst bij de verkiezingen zijn opgekomen.
10 Het gaat meer specifiek over model 596-1: https://justitie.belgium.be/nl/themas_en_dossiers/documenten/documenten_aanvragen/uittreksel_strafregister.
11 Besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2024 tot vaststelling van het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden per gemeente, schepenen per gemeente, leden van de raad voor maatschappelijk welzijn en van het vast bureau van Voeren en van de faciliteitengemeenten rond Brussel, leden van het bijzonder comité voor de sociale dienst per gemeente, stadsdistrictsraadsleden per stadsdistrict in Antwerpen en provincieraadsleden per provincie en per provinciedistrict.
12 Deze voordracht gebeurt voor de installatie van de gemeenteraad. Op dat ogenblik is er nog geen sprake van gemeenteraadsleden of leden van de raad voor maatschappelijk welzijn. Daarom gebeurt de voordracht door de verkozenen voor de gemeenteraad.